Ulmus iep
(For a dichotomous table for galls on Ulmus by Hans Roskam click here)
Dichotome tabel voor bladmineerders
1a gangmijn => 2
1b blaasmijn => 8
1c vouwmijn => 13
1d vlekmijn => 16
1e mijn eindigt in een ovale uitsnede => 18
1f gallen etc => Tabellen voor alle parasieten per soort
Dichotome tabel voor bladmineerders
1a gangmijn => 2
1b blaasmijn => 8
1c vouwmijn => 13
1d vlekmijn => 16
1e mijn eindigt in een ovale uitsnede => 18
1f gallen etc => Tabellen voor alle parasieten per soort
2a gang < 15 mm lang, met relatief lange larvenkamer => 3
2b gang langer, larvenkamer korter => 5
3a gang naar verhouding breed => 4
3b gang uitgesproken slank => 5
4a gang volgt hoofd- en/of zijnerf, onvertakt; frass merendeels gangbreed: Bucculatrix ulmifoliae
4b gang slingert vrij door het blad, met 2-4 korte, frass-vrije zijtakjes; frass in centrale lijn, aan weerszijden een heldere zoom vrijlatend: Bucculatrix albedinella **
4c gang slingert vrij door het blad, zonder zijtakjes; zuidelijke soort: Bucculatrix ulmicola
5a mijn zeer compact, gang sterk gewonden => 6
5b gang slingert los door blad, of volgt een nerf of de bladrand => 7
6a larve geel; begin van de gang in een dichte spiraal: Stigmella lemniscella
6b larve heldergroen: begin van de gang in een aantal zigzaggende lussen: Stigmella viscerella
7a larve verlaat de mijn aan de bladbovenzijde; in eerste deel van de gang ligt de frass breed verspreid: Stigmella lemniscella
7b larve verlaat de mijn aan de bladonderzijde; in eerste deel van de gang frass in een smalle lijn: Stigmella ulmivora
8a op de plek van de ovipositie (meestal de bladtop) een glimmend zwart druppeltje verhard secreet: Trachys minutus
8b niet zo’n druppeltje => 9
9a ovipositie aan onderzijde van hoofd- of zijnerf, daar een litteken achterlatend; vandaar een aanvankelijk smalle, later breder wordende gang naar de bladrand; bij oude mijnen kan de gang inscheuren => 10
9b geen ovipositielitteken; mijn zonder begingang => 11
10a mijn in mei-juni; ovipositie meestal in hoofdnerf: Orchestes alni
10b mijn in juli-augustus; ovipositie meestal in een zijnerf: Orchestes betuleti
11a blaasmijn met meestal verscheidene hardrose larven; onder de mijn een los spinsel, waarin frasskorrels hangen: Atemelia torquatella
11b blaasmijn met 1 wittige larve; geen spinsel onder de mijn => 12
12a op Ulmus laevis en minor; mijn begint meestal aan de bladrand: Fenusa altenhoferi
12b op Ulmus glabra; mijn begint altijd in het centrum van het blad: Fenusa ulmi
13a pop in een heel ijle cocon => 14
13b pop in een stevige, perkamentachtige, cocon => 15
14a cremaster met vrij zwakke doorns; het buitenste paar haakvormig teruggebogen: Phyllonorycter agilella
14b cremaster-doorns zeer zwak; buitenste paar niet teruggebogen: Phyllonorycter acaciella
14c pop niet beschreven; soort beschreven uit Rhodos: Phyllonorycter brunnea.
15a mijn kort, rondachtig tot ovaal; pop donkerbruin, in een groenige cocon: Phyllonorycter schreberella
15b mijn lang, buisvormig tussen twee nerven; pop lichtbruin, cocon bruin: Phyllonorycter tristrigella
16a lapjeszak: Coleophora violacea
16b samengestelde bladzak: Coleophora serratella (jeugdzak)
16c buisvormige bladzak: Coleophora serratella (tweede zak)
16d spatelvormige bladzak => 17
17a zak van de volgroeide larve 9-11.5 mm: Coleophora limosipennella
17b zak van de volgroeide larve 5-6 mm: Coleophora badiipennella
18a uit een openingetje in het eerste begin van de mijn (meestal in een nerfoksel) wordt veel frass uitgeworpen: Coleophora limosipennella (jeugdmijn)
18b frass blijft in de mijn: Coleophora badiipennella (jeugdmijn)
** Een zeer enkele maal kan een Stigmella pathologisch gedrag vertonen dat hier aan doet denken: zie “pseudo-Bucculatrix“
Niet in de tabel opgenomen: Apterona gracilis; Ectoedemia preisseckeri; Orchestes quedenfeldtii; Stigmella ulmiphaga.