Plantparasieten van Europa

bladmineerders, gallen en schimmels

Acer

Acer esdoorn

(For a dichotomous table for galls on Acer by Hans Roskam click here)

Dichotome tabel voor bladmineerders

1a gangmijn => 2

1b blaas- of vouwmijn, niet eindigend in een uitsnede => 6

1c blaasmijntje, waaruit een bijna even grote uitsnede wordt gemaakt => 25

1d vlekmijn; larve mineert vanuit een transportabele zak: Coleophora badiipennella

1e kleine, voldiepe mijntjes van onbepaalde vorm => 26

1f gallen etc => Tabellen voor alle parasieten per soort

2a gang ondiep (vaak iriserend, epidermaal): eerste stadia van Phyllonorycter ( => 7) of Caloptilia/Parornix ( => 11)

2b gang (grotendeels) voldiep => 3

3a gang ≤ 1 cm, in nerfoksel; eischaaltje bij begin van de gang iriserend => 4

3b gang ≤ 1 cm, aan de bladrand: Roeslerstammia erxlebella

3c gang > 2 cm; eischaaltje glimmend => 5

4a laagland-soort: Bucculatrix thoracella

4b gebergtesoort, Alpen: Bucculatrix demaryella

5a op Acer campestre en platanoides: Stigmella aceris

5b op Acer pseudoplatanus: Stigmella speciosa

6a duidelijke vouwmijn => 7

6b vlakke blaasmijn => 10

7a op Acer campestre, NW Europa: Phyllonorycter acerifoliella

7b op Acer campestre, elders => 8

7c op Acer monspessulanum => 9

7b op Acer platanoides: Phyllonorycter joannisi

7c op Acer pseudoplatanus: Phyllonorycter geniculella

7d on Acer obtusifolium, sempervirens: Phyllonorycter obtusifoliella

8a pop: aan weerszijden van de anus een duidelijk bultje: Phyllonorycter acerifoliella

8b niet zo’n bultje: Phyllonorycter monspessulanella

9a mannelijke pop: voorvleugel met een ruwe sculptuur; vrouwelijke pop: metanotum aan de achterrand met 1+1 putjes: Phyllonorycter fiumella

9b mannelijke pop: voorvleugel glad; vrouwelijke pop: metanotum aan de achterrand zonder putjes: Phyllonorycter monspessulanella

10a mijn < 1 cm, meestal in een nerfoksel; larven groenig of wittig, leven later vrij in omgeslagen of opgerolde bladlob => 11

10b mijn veel groter; larven niet zo bleek => 16

11a larve: pronotum met 2+2 zwarte vlekjes; oudere larve in een omgevouwen bladrand: Parornix carpinella

11b larve: pronotum wit; oudere larve vrijwel altijd in een bladrol => 12

12a pop: pronotum met een dwarse richel die scherpe stekeltjes draagt; bestekeling van abd5 aan voorzijde veel grover dan aan de achterzijde; vooral op Acer pseudoplatanus: Caloptilia rufipennella

12b richel zonder, of met alleen stompe stekeltjes; bestekeling van abd5 homogeen; vooral op Acer campestre => 13

13a pop: pronotum met een mediane verdieping; larve grijsgeel: Caloptilia fribergensis

13b geen mediane verdieping => 14

14a pop: pronotum met een korte dwarse richel, meer naar buiten een zwakke depressie: Caloptilia hemidactylella

14b pop onbekend => 15

15a larve geel (dubieus kenmerk?); op Acer campestre, pseudoplatanus: Caloptilia hauderi

15b larve bleekgroen; verm. alleen op Acer campestre: Caloptilia semifascia

15c verm. alleen op Acer platanoides: Caloptilia jurateae

16a plek van de ovipositie, meestal de spits van een bladlob, bedekt met een glanzend zwart druppeltje verhard secreet: Trachys minutus

16b niet zo’n druppeltje => 17

17a frass korrelig; mijn doorzichtig => 18

17b centrum van de mijn donker door ophoping van teerachtige frass op de bodem; mijn bruin: Cameraria ohridella

18a larve: poten slank, bijna kleurloos; verpopping buiten de mijn => 19

18b poten kort, driehoekig, meestal donkergekleurd; verpopping in een schijfvormige cocon in de mijn => 22

19a mijn bovenzijdig, groenig; glimmend eischaaltje bij begin van de mijn; zomer tot herfst => 20

19b mijn voldiep, transparant; geen eischaaltje te zien; voorjaar => 21

20a mijn klein; frass in een centrale vlek; zomer: Leucoptera aceris

20b mijn groot; frass verspreid; najaar: Leucoptera nieukerkeni

21a kop dorsaal met donkere tekening; op Acer campestre: Hinatara nigripes

21b kop dorsaal met donkere tekening; op andere Acer: Hinatara excisa

21c kop dorsaal bleek, zonder tekening: Hinatara recta

22a de cocon valt uit de mijn, een cirkelvormige uitsnede in de bovenepidermis achterlatend => 23

22b de cocon wordt niet uitgesneden, valt tenslotte met het blad af: Heterarthrus leucomela

23a op Acer campestre: Heterarthus wuestneii

23b op Acer platanoides: Heterarthrus flavicollis

23c op Acer obtusifolium: Heterarthrus cypricus

23d op Acer sempervirens: Heterarthrus imbrosensis

23e op Acer pseudoplatanus => 24

24a mijn begint in de top van een bladlob: Heterarthrus fiora

24b mijn begint in het centrum van de bladschijf: Heterarthrus cuneifrons

25a larve met geelbruine kop; mei-juni: Incurvaria pectinea

25b larve met zwarte kop; juli-augustus: Incurvaria oehlmanniella

25c minerend stadium onbekend; centraal en zuidelijk Europa: Paraclemensia cyanella, Vespina slovaciella

26a larve: pinacula kleurloos (wel is de basis van de setae zelf zwart): Cnephasia incertana

26b pinacula zwart: Cnephasia asseclana

Niet in de tabel opgenomen: Caloptilia honoratella.

In de vleugels van de vruchten kunnen korte gangmijntjes gevonden worden van Ectoedemia-soorten (Nepticulidae). Op Acer campestre treedt Etainia louisella op, op A. platanoides Etainia sericopeza, en op A. pseudoplatanus Etainia decentella.

Tabellen voor alle parasieten per soort

Laatste bewerking 7.xii.2020