Secale rogge
(For a dichotomous table for galls on Secale by Hans Roskam click here)Dichotome tabel voor bladmineerders
1a bij begin van de mijn (niet zelden in de bladschede) aan de buitenzijde een eischaaltje zichtbaar; larve: mandibel met 1 tand: Hydrellia griseola
1b geen eischaaltje zichtbaar; mandibel met 2 of meer tanden => 2
1c gallen etc => Tabellen voor alle parasieten per soort
Dichotome tabel voor bladmineerders
1a bij begin van de mijn (niet zelden in de bladschede) aan de buitenzijde een eischaaltje zichtbaar; larve: mandibel met 1 tand: Hydrellia griseola
1b geen eischaaltje zichtbaar; mandibel met 2 of meer tanden => 2
1c gallen etc => Tabellen voor alle parasieten per soort
2a larve: kopskelet van het Agromyzinae-type; verpopping meestal buiten de mijn => 3 *
2b kopskelet van het Phytomyzinae-type; verpopping binnen of buiten de mijn => 12
3a larve: ventraal, achter de mandibels een een veldje met bestekelde wratjes => 4
3b niet zo’n veldje => 9
4a larve: bovenzijde van 8e segment van voor tot achter bestekeld: Agromyza nigrociliata
4b bovenzijde van 8e segment alleen aan voor- en achterzijde bestekeld => 5
5a larvelichaam aan achterzijde schuin afgesneden; larven vaak sociaal, mijnen groenig => 6
5b larvelichaam aan achterzijde recht afgesneden; larven gewoonlijk solitair, mijnen wittig => 8
6a larve: achterspiracula zo dicht bijeen dat ze elkaar raken: Agromya megalopsis
6b achterspiracula minstens hun eigen diameter uiteen geplaatst => 7
7a mijnen in juli (1 generatie): Agromyza nigrella
7b mijnen in juni en augustus (2 generaties): Agromyza mobilis
8a larve: mandibel met 2 tanden: Agromyza rondensis
8b mandibel met 3 tanden: Agromyza ambigua
9a larve: de 3 papillen van het achterspiraculum verlengd en sikkelvormig (niet geheel zeker voor A. cinerascens) => 10
9b deze papillen niet verlengd, normaal van vorm: Agromyza albipennis
10a gewoonlijk op wilde grassen: Agromyza cinerascens
10b gewoonlijk op gekweekte granen => 11
11a larve: voorspiraculum met 8 papillen; puparium van voren zwartig, achter bruin: Agromyza luteitarsis
11b voorspiraculum met 11-14 papillen; puparium egaal bruin: Agromyza intermittens
12a verpopping buiten de mijn; larve en puparium bezet met lange, stekelachtige papillen: Pseudonapomyza atra
12b puparium in de mijn; niet zulke stekels => 13
13a puparium: voorspiracula prikken door de epidermis naar buiten => 14
13b puparium zonder verbinding met de buitenwereld => 15
14a puparium eenkleurig oranjebruin; voorspiraculum onduidelijk gegaffeld: Chromatomyia nigra
14 puparium geel tot oranjebruin, met aan buikzijde een donkere lengteband; voorspiraculum knopvormig: Chromatomyia fuscula
15a larve: achterspiraculum met 11-16 papillen; puparium in de bladschede: Cerodontha denticornis
15b achterspiraculum met maximaal 6 papillen; puparium in de bladschijf => 16
16a 2-4 larven in een mijn; puparia in de mijn bevestigd met een draadje van spinsel => 17
16b larve solitair; puparium ligt los in de mijn => 18
17a larve: de zwarte wratten aan de buitenzijde van de achterspiracula klein, zonder ‘wortel’: Cerodontha incisa
17b deze wratten groot, met een diepe donkere ‘wortel’: Cerodontha pygmaea
18a larve: achterspiraculum met een grote zwarte, fijnbestekelde wrat die de onderliggende tracheebuis bijna onzichtbaar maakt; puparium: achterspiracula, van boven gezien, in de vorm van een U: Cerodontha superciliosa
18b achterspiraculum met een kleinere wrat die de onderliggende tracheebuis niet afdekt; puparium: achterspiracula staan in de vorm van een V: Cerodontha lateralis
* Zie ook de tabel voor gras-bewonende Agromyza-larven.
Niet in de tabel opgenomen: Coleophora onopordiella; Ochsenheimeria capella, taurella, urella, vaccuella.