Triticum tarwe
Incl. Triticale.
Dichotome tabel voor bladmineerders
1a mijn voldiep; larve met poten en gechitiniseerde kop; verpopping buiten de mijn: Elachista albifrontella, E. freyerella
1b mijn bovenzijdig; larve een made; verpopping in of buiten de mijn => 2
1c gallen etc => Tabellen voor alle parasieten per soort
2a bij begin van de mijn (vaak in de bladschede) aan de buitenzijde een eischaaltje zichtbaar; larve: mandibel met 1 tand: Hydrellia griseola
2b geen eischaaltje zichtbaar; mandibel met 2 of meer tanden => 3
3a larve: kopskelet van het Agromyzinae-type; verpopping meestal buiten de mijn => 4 **
3b kopskelet van het Phytomyzinae-type; verpopping binnen of buiten de mijn => 13
4a larve: ventraal, achter de mandibels een veldje met bestekelde wratjes => 5
4b niet zo’n veldje => 10
5a larve: bovenzijde van 8e segment van voor tot achter bestekeld: Agromyza nigrociliata
5b bovenzijde van 8e segment alleen aan voor- en achterzijde bestekeld => 6
6a larve: lichaam aan achterzijde schuin afgesneden; larven gewoonlijk sociaal; mijnen groenig => 7
6b lichaam aan achterzijde recht afgesneden; larven gewoonlijk solitair; mijnen wittig => 9
7a larve: achterspiracula raken elkaar (zelden op deze waardplant): Agromyza megalopsis
7b achterspiracula minstens hun eigen diameter uiteen => 8
8a mijnen in juli: Agromyza nigrella
8b mijnen in juni en augustus: Agromyza mobilis
9a larve: mandibel met 2 tanden: Agromyza rondensis
9b mandibel met 3 tanden: Agromyza ambigua
10a larve: de 3 papillen van het achterspiraculum verlengd en sikkelvormig => 11
10b deze papillen normaal van vorm en lengte => 12
11a larve: voorspiraculum met 8 papillen; puparium van voren zwartig, achter bruin: Agromyza luteitarsis
11b voorspiraculum met 11-14 papillen; puparium egaal bruin: Agromyza intermittens
12a larve: achterspiracula dicht bijeen, elkaar rakend; mandibel met 4 tanden: Agromyza albipennis
12b achterspiracula ver uiteen; mandibel met 2 tanden: Agromyza prespana
13a verpopping buiten de mijn; larve en puparium bezet met dwarsrijen lange, stekelachtige papillen: Pseudonapomyza atra
13b puparium in de mijn; niet zulke stekels => 14
14a puparium: voorspiracula van het puparium prikken door de epidermis naar buiten => 15
14b puparium zonder verbinding met de buitenwereld => 16
15a puparium eenkleurig oranjebruin; voorspiraculum onduidelijk gegaffeld: Chromatomyia nigra
15b puparium geel tot oranjebruin, met aan buikzijde een donkere lengteband; voorspiraculum knopvormig: Chromatomyia fuscula
16a larve: achterspiraculum met 11-16 papillen; puparium in de bladschede: Cerodontha denticornis
16b achterspiraculum met maximaal 6 papillen; puparium in de bladschijf => 17
17a 2-4 larven in een mijn; puparia in de mijn bevestigd met een zijden draadje => 18
17b larve solitair; puparium ligt los in de mijn => 19
18a larve: de zwarte wratten aan de buitenzijde van de achterspiracula klein, zonder ‘wortel’: Cerodontha incisa
18b deze wratten groot, met een diepe donkere ‘wortel’: Cerodontha pygmaea
19a larve: achterspiraculum met een grote zwarte, fijnbestekelde wrat die de onderliggende tracheebuis bijna onzichtbaar maakt; puparium: achterspiracula, van boven gezien, staan in de vorm van een U: Cerodontha superciliosa
19b achterspiraculum met een kleinere wrat die de onderliggende tracheebuis niet afdekt; puparium: achterspiracula staan in de vorm van een V: Cerodontha lateralis
* Zie ook de tabel voor gras-bewonende Agromyza-larven.
Niet in de tabel opgenomen: Agromyza albipennis; Elachista maculicerusella; Ochsenheimeria taurella, urella, vaccuella; Pseudonapomyza spinosa; Syringopais temperatella.