Vorm: blaasmijnen
blaasmijnen
Als een larve de kans ziet om in alle richtingen bladweefsel weg te vreten ontstaat een min of meer ronde blaas. Zo’n blaas kan echter ook ontstaan wanneer een gangmijn zo sterk kronkelt dat de tussenwanden geheel of grotendeels wegvallen. Die twee typen van blaasmijn worden als respectievelijk primaire en secundaire blaasmijn van elkaar onderscheiden. Meestal is het type aan het frasspatroon gemakkelijk te zien.
secundaire blaasmijn van Liriomyza amoena op vlier
Net als bij gangmijnen kunnen larven bij het maken van een blaasmijn in hun expansie geremd worden door bladnerven. Een belangrijk verschil tussen Fenusa dohrnii en Heterarthrus vagans, twee gewone soorten bladwespen die beide een grote blaasmijn bij els maken, is dat de blazen van de eerste niet, of alleen vlakbij de bladrand, een zijnerf oversteken, terwijl de blazen van vagans zich van een nerf weinig aantrekken.
primaire blaasmijnen van Fenusa dohrnii op els
primaire blaasmijn van Heterarthrus vagans op els
gang-blaasmijnen
Deze mijnen beginnen als een normale slanke gangmijn, gaan dan plotseling en zonder overgang over in een primaire blaasmijn. Dit type mijnen is onder meer kenmerkend voor het vliegengeslacht Amauromyza (bijv. A. labiatarum), maar treedt ook bij heel andere groepen op (bijv. Stigmella plagicolella. Vaak breidt de blaas zich naderhand over de begingang uit, en dan is deze alleen nog aan het frasspatroon te herkennen. De gedragsverandering die voor de overgang van gang- naar blaasmijn verantwoordelijk is hangt samen met een vervelling van de larve. Opmerkelijk is dat bij de overgang van gang naar blaas de richting van de larve vaak 180° omkeert.
Bij Stigmella plagicolella duurde de aanleg van de slanke begingang ca. 11 dagen; de daaropvolgende blaasmijn werd in 4-11 dagen gemaakt, afhankelijk van de temperatuur (van Frankenhuyzen & Freriks, 1972d).
Stigmella plagicolella op sleedoorn
29/04/2011