Apteropeda globosa (Illiger, 1794)
mijn
Vrij lange gang die door het blad slingert en zich regelmatig kan oversnijden. De gang verbreedt zich later vrij sterk. Frass normaliter in dunne middenlijn, maar kan ook aan de zijkant liggen of ontbreken. De larve verlaat regelmatig een mijn om elders opnieuw te beginnen; verpopping buiten de mijn.
Aan de hand van de mijn en, voorzover bekend, de larve niet te onderscheiden van verwante soorten (Hering, 1957a). Wel is globosa veel minder polyfaag dan orbiculata. Zie Doguet (1994a), Warchalowski (2003a) en Rheinheimer & Hassler (2018a) voor de verschillen in de imagines tussen A. orbiculata, globosa en splendida.
waardplanten
Lamiaceae, Plantaginaceae; nauw polyfaag
Ajuga reptans; Clinopodium vulgare; Lamium galeodolon; Plantago major, Prunella; Stachys; Teucrium; Veronica chamaedrys, longifolia.
fenologie
Larven in mei-juli (Hering, 1957a); vermoedelijk univoltien (Cox, 2007a; Robbins, 1991a).
BENELUX
BE Fauna Europaea (2007).
NE Beenen & Winkelman (1993a).
LUX Fauna Europaea (2007).
verspreiding binnen Europa
Centraal en ZW Europa, incl. Engeland en Ierland (Cox, 2007a; Fauna Europaea, 2007).
larve
niet beschreven (Cox, 2007a).
literatuur
Beenen & Winkelman (1993a), Beiger (1960a), Buhr (1964a), Cox (2007a), Doguet (1994a), Hering (1930a, 1957a), Huber (1969a), Petitpierre i Vall (1994a), Rheinheimer & Hassler (2018a), Robbins (1991a), Seidel (1926a), Warchalowski (2003a).