Brachonyx pineti (Paykull, 1792)
dwerg-dennensnuittorretje
mijn
Het ei wordt afgezet diep tussen een tweetal jonge, nog korte naalden. De larve maakt een slingerende gang in een naald. Frass bruin, verspreid in de mijn Later wordt, opnieuw diep tussen de naalden, een holte gemaakt waar de verpopping plaats vindt. Aangetaste naalden zwellen ietwat galachtig op, en blijven achter in de lengtegroei (Hering)
Hoffmann schrijft louter dat de larve zich voedt, en verpopt, diep tussen twee gekronkelde naalden; Pérez Fortea ea beschrijven goe de larve zich ontwikkelt binnen de knopschubben. De spoelvormige gal die Houard noemt is onbegrijpelijk.
waardplanten
Pinaceae, monofaag
Pinus sylvestris, uncinata.
fenologie
Larven in mei-juli (Scherf, 1964a).
BENELUX
BE waargenomen (Curculionidae.be, 2010a).
NE waargenomen (Heijerman, 1993a).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2007).
verspreiding binnen Europa
Geheel zuidelijk, westelijk en noordelijk Europa; Engeland, maar (nog) niet in Ierland (Fauna Europaea 2007).
larve
De larve is geel, ook de kop, 2.5 mm lang. Ook de pop is geel.
parasitoïden, predatoren
literatuur
Askew, Blasco-Zumeta & Pujade-Villar (2001a), Behne (1987a), Buhr (1965a), Dauphin & Aniotsbehere (1997a), Delbol (2013a), Dieckmann (1968a, 1988a), Heijerman (1993a), Hering (1957a), Hoffmann (1954a), Houard (1908a), Koch (1932a), Pérez Fortea, Hernandez Alonso & Martin Bernal (1995a), Redfern & Shirley (2011a), Rheinheimer & Hassler (2010a), Scherf (1964a), Schnaider (1991a), Tomasi (2003a, 2012a, 2014a), Vorst (2010a), Yunakov, Nazarenko, Filimonov & Volovnik (2018a).