Rhamphus oxyacanthae (Marsham, 1802)

Crataegus monogyna, Brummen: zomermijnen
detail, doorvallend licht
detail, in transparancy

Crataegus monogyna, Amsterdamsche Bosch: larve in de mijn

Crataegus monogyna, België, prov. Oost-Vlaanderen, Oudenaarde, bos t’Ename © Carina Van Steenwinkel: zomer-mijnen

Crataegus monogyna, Amsterdam, najaars-mijn

Crataegus monogyna, België, prov. Antwerpen, Mol © Carina Van Steenwinkel: najaars-mijnen

Crataegus spec., België, prov. Luxemburg, Durbuy, la vieille Briqueterie de Rome © Carina Van Steenwinkel: najaars-mijnen

Mespilus germanica, België, prov. Oost-Vlaanderen, Oudenaarde, bos t’Ename © Carina Van Steenwinkel

Prunus spinosa, België, prov. Luxemburg, Resteigne © Jean-Yves Baugnée

Prunus spinosa, België, prov. Luxemburg, Durbuy, la vieille Briqueterie de Rome © Carina Van Steenwinkel
mijn
Gewoonlijk zeer klein (maar zie hieronder), peervormig bovenzijdig mijntje, grotendeels gevuld met roodbruine frass. Vaak een aantal mijnen in een blad. De eieren worden al in mei afgezet, maar de larven komen traag uit en groeien aanvankelijk zeer langzaam; pas tegen de nazomer worden de mijntjes gemakkelijk waarneembaar. De larven blijven in de mijn; ze overwinteren in de afgevallen bladeren (van Frankenhuyzen & Freriks, 1969c). Door de roodbruine frass en hun aantal zijn de mijnen in de herfst ondanks hun geringe grootte heel opvallend. De volwassen dieren vreten speldenprik-grote venstertjes in de bladbovenzijde (rijpingsvraat).
Vooral op meidoorn krijgen de mijnen in het najaar een geheel ander uiterlijk. Het zijn dan grijze, voldiepe, vrij grote blaasmijnen met verspreide fijnkorrelige zwarte frass.
waardplanten, larven
Rosaceae, oligofaag
Amelanchier; Chaenomeles; Cotoneaster; Crataegus monogyna; Cydonia oblonga; Malus sylvestris; Mespilus germanica; Prunus avium, cerasus, domestica subsp. insititia, spinosa; Pyrus communis; Sorbus.
Crataegus is de voornaamste waardplant.
waardplanten, kevers
Rosaceae, oligofaag
Prunus serotina.
fenologie
Mijnen gevonden van midden augustus tot november; zeer gewoon.
BENELUX
BE waargenomen (Curculionidae.be, 2010).
NE waargenomen (Heijerman, 1993a).
LUX waargenomen (Ellis, Kautenbach).
verspreiding binnen Europa
Grootste deel van Europa, inclusief de Britse Eilanden, mogelijk met uitzondering van het Iberisch Schiereiland en de Balkan (Fauna Europaea, 2007, Morris, 1993a).
larve
parasitoïden, predatoren
literatuur
Ahr (1966a), Behne (1987a), Buhr (1964a), Drăghia (1968a), Forbicioni, Abbazzi, Bellò ao (2019a), van Frankenhuyzen & Houtman (1972a), van Frankenhuyzen Houtman & Kabos (1982a), Haase (1942a), Hering (1925a, 1930a, 1932g, 1957a), Kleine (1924a/1925a), Maček (1999a), Meijer, Smit, Beukeboom & Schilthuizen (2012a), Mifsud & Colonnelli (2010a), Morris (1982a, 1993a), Nowakowski (1954a), Reibnitz (2012a), Rheinheimer & Hassler (2010a), Robbins (1991a), Sønderup (1949a), Tempère (1982a), Ugarte San Vicente (2005a), Vorst (2010a), Yunakov, Nazarenko, Filimonov & Volovnik (2018a), Zoerner (1969a, 1970a).