Involvulus cupreus (Linnaeus, 1758)
pruimenboorder
op houtige Rosaceae
parasiet
Het wijfje legt 70-120 eieren. Elk ei wordt afgezet in een jong vrucht of in de sappige top van een scheut. Telkens wordt daarna de vrucht-steel, of de scheut een eindweegs onder het ei, doorgebeten. De larva ontwikkelt zich in de gevallen rottende vrucht of stengeltop, en verpopt zich tenslotte in de grond; bij vruchten blijven de zaden onaangeroerd. De volwassen kevers vreten in voor- en najaar aan jonge bladeren.
waardplanten
Rosaceae-Amygdaloideae, oligofaag
Crataegus; Malus; Prunus; Sorbus aria, aucuparia.
fenologie
Univoltien; overwintering als imago in de bodem.
verspreiding binnen Europa
synoniemen
Rhynchites cupreus.
literatuur
Dieckmann (1974a), Papi (2009a), Rheinheimer & Hassler (2010a), Yunakov, Nazarenko, Filimonov & Volovnik (2018a).