Amauromyza chamaebalani

Lathyrus tuberosus, St. Pietersberg


voor- en achterspiraculum, lateraal


links: mandibel; rechts: achterpsiraculum, lateraal
bestekeling
©’s van dode, halfverdroogde larven. Het achterspiraculum, met betrekkelijk weinig, langwerpige papillen is opmerkelijk. Doordat de larve geheel plat waren, was het exacte aantal niet vast te stellen. Het is echter zeker groter dan de 5-6 die de Meijere waarnam in het materiaal uit Roemenie, of de 7-9 uit Lotharingen. De Meijere heeft de soort waarschijnlijk voorlopig bij Liriomyza geplaatst wegens de bouw van de mandibel (voorste van de twee tanden duidelijk groter dan de achterste).
Het achterspiraculum sluit uit dat de soort behoort tot de uit Noord-Amerika beschreven Phytomyza subtilis Spencer (die heeft ca. 20 “zeer kleine” papillen). De vorm van de mijn sluit evenmin aan bij de andere noordamerikaanse Lathyrus-bewoner, Liriomyza fricki Spencer (Spencer, 1986a).
30.i.2008