Amauromyza fraxini (Beiger, 1980)
op Fraxinus
Fraxinus angustifolia, Hongarije, Budapest, 4.viii.2019 © László Érsek
deel van de mijn in doorvallend licht, net frass-patroon
onaffe mijn
verlaten mijn met bovenzijdige halfcirkelvormige boogsnede
larve in de mijn
larve

Fraxinus angustifolia subsp. oxycarpa, Moldavië; uit Hering (1932g)

Fraxinus cf. angustifolia, Bulgarije, Varna, 30.viii.2014 © Stéphane Claerebout

mijn

zelfde mijn, in doorzicht

mijn met boogsnede
mijn
Fijn, niet al te sterk gekronkeld, bovenzijdig, snel breder wordend gangetje. Frass als kleine staafjes regelmatig aan weerszijden van de gang. Verpopping buiten de mijn (foto hierboven).
waardplanten
Oleaceae, monofaag
Fraxinus angustifolia subsp. oxycarpa (= “F. pannonica”), pallisiae.
Hering (1932g) vermeldt de mijn van F. excelsior, maar de afbeelding laat zien dat de blaadjes evenveel zijnerven als tandjes hebben, wat indicatief is voor angustifolia.
fenologie
Larven tot in augustus, maar (Hering, 1957a), but Skuhravá & Roques (2000a) schrijven over imagines in april.
verspreiding binnen Europa
Moldavië en Bulgarijë (Fauna Europaea, 2010); door Hering (1960a) genoemd uit Roemenië, en door Süss (1999a) gevonden op Sicilië; Frankrijk (Reymonet & Ellis, 2019a).
larve
Achterspiraculum met drie papillen; mandibel met twee tanden, de voorste van de lange, rechter mandibel sterk uitgetrokken, wat aan een Liriomyza doet denken (Hering, 1960a). Zie ook Papp & Černý.
synoniemen
Aulagromyza, Paraphytomyza fraxini.
opmerkingen
Tot de beschrijving van het imago door Beiger alleen als mijn bekend.
literatuur
Hering (1932g, 1957a, 1960a), Papp & Černý (2016a), Reymonet & Ellis (2019a), Skuhravá & Roques (2000a), Süss (1999a).