Cerodontha angulata (Loew, 1869)

Carex pendula, Duitsland (Baden-Württemberg): Badenweiler
mijn
Lange vrij brede gangmijn, ongeveer in het midden van de bladschijf. Frass in enkele grote zwarte klompen. Het puparium wordt soms binnen, soms buiten de mijn gevormd, en is geel- tot zwartbruin.
waardplanten
Cyperaceae, oligofaag
Carex acuta, acutiformis, cuprina, divulsa, flacca, flava, hirta, leporina, paniculata, pendula, pilosa, pseudocyperus, remota, riparia, sylvatica, vesicaria, vulpina.
Zelden ook op Scirpus sylvaticus.
fenologie
Larven van juni tot october (Nowakowski, 1973a).
BENELUX
BE waargenomen (Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus, 1995a, 1996a, 1999a)).
NE waargenomen (Ellis: Hierden, Slenaken, Bunderbos).
LUX waargenomen (Ellis: Kautenbach).
verspreiding binnen Europa
Heel Europa, behalve het Iberisch Schiereiland (Fauna Europaea, 2007).
larve
puparium
synoniemenDizygomyza, Phytobia semiposticata Hendel, 1920; Agromyza cinereifrons Frost, 1931; Dizygomyza caricis (Hering, 1925).
opmerkingen
soort uit het subgenus Butomomyza (Nowakowski, 1973a).
Beuk (2002a) plaatste angulata op de Nederlandse lijst op grond van de Meijere’s (1926a) beschrijving van de larve van C. semiposticata. Die beschrijving was echter gebaseerd op materiaal afkomstig uit Duitsland.
literatuur
Beiger (1955a, 1960a, 1970a, 1980a), Beuk (2002a), Buhr (1932a), Černý (2001, 2007a, 2010a, 2011a), Černý, Andrade, Gonçalves & von Tschirnhaus (2018a), Černý, Barták & Roháček (2004a), Černý & Merz (2007a), Černý & Vála (1999a), Černý, Vála & Barták (2001a), Ci̇velek, Çikman & Dursun (2008a), Dempewolf (2001a), Eiseman & Lonsdale (2018a), Eiseman, Lonsdale, van der Linden ao (2021a), Groschke (1954a) Hering (1925b, 1957a, 1926b), Huber (1969a), de Meijere (1926a), Michalska (1976a), Nowakowski (1973a), Papp & Černý (2016a), Robbins (1991a), Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus (1995a, 1996a, 1999a, 200a), Sasakawa (1961a), Skala (1936a), Skala & Zavřel (1945a), Spencer (1954a, 1972a, 1976a), Starke (1942a), Starý (1930a), Zlobin (1986b).