Cerodontha eucaricis Nowakowski, 1967

Carex hirta, Nieuwendam

zelfde mijn, doorvallend licht; de donkere vlek is de met frass geheel gevulde darm van de larve
mijn
Mijn bovenzijdig, in het centrale deel van de bladschijf. Frass in enkele grote klompen; vaak (zoals afgebeeld) bevindt alle frass zich nog in de darm van de larve. Larve solitair. Puparium in de mijn, aan de buikzijde in de mijn vastgeplakt.
waardplanten
Cyperaceae, monogaag
Carex acuta, acutiformis, flacca, hirta, nigra, paniculata, riparia, pseudocyperus, vesicaria.
C. hirta is de voornaamste waardplant.
fenologie
Larven van juni tot september (Nowakowski, 1973a).
BENELUX
BE waargenomen (Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus, 1999a).
NE waargenomen (Ellis, verscheidene vindplaatsen).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2007).
verspreiding binnen Europa
Van Zweden tot Frankrijk, en van Engeland tot de Baltische Staten, Polen en Hongarije (Fauna Europaea, 2007).
larve
Beschreven door Nowakowski (1973a). Achterspiracula aan hun basis elk met een grote, van een “wortel” voorziene zwarte wrat; de wratten zijn duidelijk van elkaar gescheiden. Het oppervlak van de wrat is bedekt met uiterst fijne stekeltjes. Achterspiracula met drie klauw-achtige papillen Volgroeide larve groot (ca 1 cm), in leven heel doorzichtig en met een vetlichaam dat aan de achterzijde heldergeel doorschijnt.
puparium
opmerkingen
Behoort tot het subgenus Butomomyza (Nowakowski, 1973a).
literatuur
Beiger (1970a), Černý (2001a, 2011a), Černý & Merz (2007a), Černý & Vála (1996a, 1999a), Černý, Vála & Barták (2001a), Martinez (1984a), Michalska (1976a), Nowakowski (1973a), Pakalniškis (1998a) Papp & Černý (2016a), Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus (1999a), Spencer (1971a, 1972a, 1976a), von Tschirnhaus (1999a), Zlobin (1986a).
27/03/2017