Chromatomyia lonicerae (Robineau-Desvoidy, 1851)
op Leycesteria, Lonicera, Symphoricarpos

Lonicera periclymenum, Boswachterij Westerschouwen

Lonicera periclymenum, Duin- en Kruidberg

Lonicera periclymenum, Amsterdamsche Bosch, puparium in de mijn.
mijn
De mijn begint met een paar lastig zichtbare onderzijdige gangen die vanuit één punt uitstralen. Dit centrum is niet geassocieerd met de hoofdnerf. Vervolgens ontstaan vanuit dit centrum een aantal (zelden slechts één!) bovenzijdige, vrij lange en vaak vertakte, gangen. Frass veelal eenzijdig, in parelsnoertjes. Verpopping in mijn; de voorspiracula van het puparium prikken door de epidermis naar buiten.
waardplanten
Caprifoliaceae, oligofaag
Lonicera alpigena, caprifolium, nigra, periclymenum, tatarica, xylosteum; Symphoricarpos albus.
Door Yann Kerninon waargenomen op Leycesteria formosa.
fenologie
Larven zijn gevonden van mei tot october, een aantal overlappende generaties; gewoon.
BENELUX
BE waargenomen (De Bruyn & von Tschirnhaus, 1991a).
NE waargenomen (Weyenberg, 1870a).
LUX waargenomen (Ellis: Kautenbach).
verspreiding binnen Europa
Van Scandinavië tot de Pyreneeën en Italië, en van Ierland tot Polen (Fauna Europaea, 2007); ook Corsica (Buhr, 1941b).
larve
puparium
synoniemen
Phytomyza lonicerae; Phytomyza harlemensis Weyenbergh, 1870; Phytagromyza sonderupiana Rydén, 1958; Ph. soenderupiana (misspelling); Phytomyza xylostei (Kaltenbach, 1862). Zie Griffiths (1974a) of Spencer (1976a) voor de ingewikkelde synonymie van deze soort.
parasitoïden, predatoren
opmerkingen
Sasakawa (1961a) geeft afbeeldingen van larven en een mijn uit Japan, maar de vorm van de mijn is zo afwijkend dat het onzeker lijkt of het om dezelfde soort gaat.
literatuur
Beuk (2002a), Bland (1977a, 1992b), De Bruyn & von Tschirnhaus (1991a), Buhr (1932a, 1941b, 1964a), Černý & Vála (1996a, 1999a), van Frankenhuyzen & Houtman (1972a), Griffiths (1974a), Haase (1942a), Hering (1924a, 1926b, 1951b, 1955b), Huber (1969a), Katô (1984a, 1985a), Kollár & Hrubík (2009a), Maček (1999a), Manning (1956a), Meijer, Smit, Beukeboom & Schilthuizen (2012a), de Meijere (1924a, 1926a, 1937a, 1949a), Michalska (1976a, 2003a), Nowakowski (1954a), Pakalniškis (1982b), Robbins (1991a), Sasakawa (1961a), Sønderup (1949a), Spencer (1953a, 1972a, 1976a), Stammer (2016a), Starke (1942a), Süss (1992a), Trägårdh (1909a), von Tschirnhaus (1999a), Weijenberg-jr (1870a), Zoerner (1969a, 1970a).