Galiomyza violiphaga (Hendel, 1932)

Viola reichenbachiana, België, prov. Namen, Agimont; © Jean-Yves Baugnée

mijn in doorzicht
Viola cf. riviniana, Duitsland (Baden-Württemberg), Baden-weiler
mijn
Grote, opvallende, bovenzijdige, wittige blaasmijn, met een korte, later vaak geheel overlopen begingang. Meeste frass in fijne korreltjes; een deel ligt in een brede baan in de mijn, die eindigt bij het punt waar de larve de mijn voor de verpopping verlaat. Dit laatste gebeurt via een boogsnede in de bovenepidermis. Niet zelden verscheidene larven in een mijn.
waardplanten
Violaceae, monofaag
Viola ambigua, biflora, mirabilis, reichenbachiana, riviniana, tricolor.
fenologie
Larven in juli-agustus (Hering, 1957a).
BENELUX
BE waargenomen (JY Baugnée, 2011).
NE niet waargenomen (Fauna Europaea, 2011).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2011).
verspreiding binnen Europa
Van Scandinavië tot de Pyreneeën, en van Ierland tot Oostenrijk (Fauna Europaea, 2007); ook Turkijë (Hepdurgun e.a. (2007a).
larve
synoniemen
Liriomyza, Metopomyza violiphaga.
opmerkingen
Ook Beri (1971d) beschrijft een larve; die is echter afkomstig uit Origanum vulgare, zodat de determinatie wel zeker onjuist is.
literatuur
Beiger (1955a), Beri (1971d), Černý & Merz (2007a), Ci̇velek, Çikman & Dursun (2008a), Csóka (2003a), Griffiths (1963b), Hartig (1939a), Hepdurgun, Civelek, Turanli & Dursun (2007a), Hering (1955b, 1957a,b), Huber (1969a), Maček (1999a), de Meijere (1937a), Papp & Černý (2018a), Robbins (1991a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Spencer (1954a, 1972a, 1976a), Surányi (1942a), von Tschirnhaus (1999a).