Liriomyza wachtlii Hendel, 1920
mijn
Lange, slanke gangmijn met parallelle zijden, die over grote afstanden de nervatuur van het blad volgt. Frass in losse korrels, in twee rijen langs de zijden van de gang. Larve solitair. Verpopping buiten de mijn, boogsnede in de onderepidermis.
waardplanten
Melianthaceae, monofaag
Veratrum album, lobelianum, nigrum.
fenologie
Larven in juni, juli (Hering, 1957a).
verspreiding binnen Europa
Fennoscandia, Duitsland, Oostenrijk (Fauna Europaea, 2010).
larve
synoniemen
Liriomyza veratri Groschke, 1955.
Spencer (1976a) en von Tschirnhaus (1999a) menen dat L. wachtli de correcte spelling van de soortnaam is.
opmerkingen
De larve leeft niet alleen als een bladmineerder, maar ook in de vruchten (Spencer, 1976a).
literatuur
Černý (2009a), Černý, Barták & Vaněk (2009a), Černý & Bächli (2018a), Dempewolf (2001a), Groschke (1955a), Hering (1955a,b, 1957a), Maček (1999a), Papp & Černý (2018a), Spencer (1976a), Starke (1942a), von Tschirnhaus (1999a).