Plantparasieten van Europa

bladmineerders, gallen en schimmels

Napomyza carotae

Napomyza carotae Spencer, 1966

mijn

Ovipositie gewoonlijk in de stengel, maar soms in het blad. In het laatste geval maakt de larve een bovenzijdig gangetje dat eindigt op een dikke nerf. Vandaar daalt hij, via bladsteel en stengel af naar de penwortel. Hier heeft ook de verpopping plaats (Spencer, 1973b).

waardplanten

Apiaceae, oligofaag

Anthriscus sylvestris; Daucus carota

Schadelijk (Darvas, Skuhravá & Andersen, 2000a). Door Pakalniškis (1998c) ook gemeld als boorder in de lage delen van de stengel bij Oenanthe aquatica.

fenologie

Bivoltien (Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus, 1996a).

BENELUX

BE waargenomen (Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus, 1996a).

NE waargenomen (Spencer, 1966d).

LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2008).

verspreiding binnen Europa

Van Scandinavië tot het Iberisch Schiereiland, en van Engeland tot Wit-Rusland en Hongarijë (Fauna Europaea, 2008).

larve

Beschreven door Wiesmann (1961a); achterspiraculum met ca. 209 papillen.

synoniemen

Phytomyza geniculata: Börner, 1907a; Phytomyza lateralis: Wiesman, 1961a.

literatuur

Beiger (1989a), Benavent, Martínez, Moreno & Jiménez (2004a), Beuk (2002a), Černý (2004a), Černý & Merz (2007a), Černý & Vála (1999a), Ci̇velek, Çikman & Dursun (2008a), Civelek, Tonguc, Ozgul & Dursun (2007a), Darvas, Skuhravá & Andersen (2000a), Henshaw (2002a), Pakalniškis (1996b, 1998c), Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus (1996a), Spencer (1966d, 1973b,c, 1976a), von Tschirnhaus (1999a, 2000a), Wiesmann (1961a).

Laatste bewerking 22.iii.2018