Phytomyza angelicae Kaltenbach, 1872
op Apiaceae
Angelica sylvestris, Flevoland, Reve-Abbertbos, 29.vi.2018 © Hans Jonkman
mijn, bovenzijde
Angelica sylvestris, België, prov. Namen, Philippeville, Sart-en-Fagne, RN Les Tournailles © Stéphane Claerebout
larve
Angelica sylvestris, Kortenhoef
Angelica sylvestris, Amsterdam: jonge mijn
mijn
Ronde of ovale, aanvankelijk groene maar later gelige blaasmijn. De jonge mijn is interparenchymaal, en pas later werkelijk bovenzijdig. Gewoonlijk verscheidene larven in een gemeenschappelijke mijn. De larve verlaat de mijn voor de verpopping via een boogsnede in de onderepidermis.
waardplanten
Apiaceae, oligofaag
Aegopodium podagraria; Angelica archangelica, archangelica subsp. litoralis, sylvestris; Heracleum sphondylium; Laserpitium latifolium, siler.
Slechts zelden op Aegopodium; mogelijk ook Caucalis. Volgens Griffiths (1973c) ook op Heracleum, maar dit lijkt alleen in Noord-Amerika het geval te zijn.
fenologie
Larven in twee generaties tussen juni en september (Hering, 1957a).
BENELUX
BE waargenomen (Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus, 1999a).
NE waargenomen (de Meijere, 1924a).
LUX waargenomen (Ellis: Flaxweiler, Hobscheid).
verspreiding binnen Europa
Van Ijsland en Scandinavië tot de Pyreneeën en Italië, en van Ierland tot de Baltische Staten, Polen en Oostenrijk; ook Thracië (Fauna Europaea, 2008).
larve
puparium
synoniemen
Phytomyza aegopodii Hendel, 1923 (Spencer, 1976a, von Tschirnhaus (1999a; de Fauna Europaea (2008) beschouwt aegopodii echter als een goede soort); Ph. laserpitii Hendel, 1924.
parasitoïden, predatoren
literatuur
Ahr (1966a), Allen (1956a, 1957b), Andersen & Jonassen (1994a), Beiger (1960a, 1965a, 1970a), Beuk (2002a), Bland (1992b), Buhr (1932a, 1964a), Černý (2007a), Černý, Barták & Vaněk (2009a), Černý & Merz (2007a), Černý & Vála (1996a, 1999a), Ci̇velek, Çikman & Dursun (2008a), Dreger & Myssura (2005a), van Frankenhuyzen, Houtman & Kabos (1982a), Griffiths (1964a, 1973c), Haase (1942a), Hartig (1939a), Hering (1925a, 1955b, 1957a), Huber (1969a), Kabos (1971a), Kahanpää (2014a), Kvičala (1938a), de Meijere (1924a, 1926a, 1939a), Manning (1956a), Michalska (1970a, 2004a), Niblett (1956a), Nowakowski (1954a), Pakalniškis (1983a), Popescu-Gorj & Drăghia (1968a), Scheirs, De Bruyn & von Tschirnhaus (1999a), Skala (1936a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Spencer (1953a, 1972a, 1976a), Starke (1942a), Starý (1930a), von Tschirnhaus (1999a), Ureche (2010a), Zoerner (1969a).