Phytomyza astrantiae Hendel, 1924

Astrantia major, Diemen (leg BJ de Vries)
mijn
Onregelmatige gangmijn; de wanden zijn op willekeurige plaatsen zo diep uitgevreten dat het daar een secundaire blaasmijn wordt. De larve verlaat de mijn voor de verpopping.
waardplanten
Apiaceae, monofaag
Astrantia major.
fenologie
Larven in april-juni en augustus (Hering, 1957a). Homan (2011a) vond in Engeland actieve larven in october/november; misschien is de soort daar onder gunstige omstandigheden trivoltien.
BENELUX
BE niet waargenomen (Fauna Europaea, 2008).
NE waargenomen (Ellis: Diemen, Haarzuilens, Sijberkarspel).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2008).
verspreiding binnen Europa
Van Engeland tot Polen en van Duitsland tot Slovenië; ook Turkije.
larve
opmerkingen
Pas in 2001 in Nederland waargenomen en in 2009 in Engeland (Homan, 2009a). Waarschijnlijk brengt zoeken in tuinen meer vindplaatsen aan het licht.
literatuur
Ahr (1966a), Beiger (1960a, 1970a), Buhr (1964a), Černý, Vála & Barták (2001a), Ci̇velek, Çikman & Dursun (2008a), Civelek, Tonguc, Ozgul & Dursun (2007a), Dreger & Myssura (2005a), Godfray (2010a, 2013a), Hering (1955b, 1957a), Homan (2009a, 2011a), Kvičala (1938a), Maček (1999a), de Meijere (1926a), Skala & Zavřel (1945a), Starke (1942a), Starý (1930a), von Tschirnhaus (1999a), Warrington (2018a).