Phytomyza cytisi Brischke, 1880

Laburnum anagyroides, Schellingwoude

Laburnum anagyroides, Kekerdom: frasspatroon

Laburnum alpinum, Duitsland, Harz, Bad Grund © Hans Jonkman
mijn
Brede gangmijn, meestal bovenzijdig, maar vaak, al dan niet ten dele, onderzijdig. Primaire vraatlijnen duidelijk. Frass aanvankelijk in korrels, later in korte draadstukjes, in twee dichte rijen langs de wand. Verpopping buiten de mijn.
waardplanten
Fabaceae, bijna monofaag
Laburnum anagyroides.
Sporadisch ook vermeld van Cytisus ratisbonensis en supinus, en Petteria ramentacea (Hering, 1957a).
fenologie
Larven in twee generaties, van midden juni – midden augustus en begin september – midden october (Askew, 1968a).
BENELUX
BE waargenomen (De Bruyn & von Tschirnhaus, 1991a).
NE waargenomen (de Meijere, 1924a).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2008).
verspreiding binnen Europa
Van Zweden tot de Pyreneeën en de Alpen, en van Engeland tot Polen (Fauna Europaea, 2008); ook Slovenië (Maček, 1999a).
larve
opmerkingen
Askew (1968a) heeft een studie gewijd aan de biologie en de parasitoïden van deze soort.
literatuur
Askew (1968a), Beiger (1970a), Beuk (200a), De Bruyn & von Tschirnhaus (1991a), Buhr (1932a, 1964a), Černý & Vála (1999a), van Frankenhuyzen & Houtman (1972a), van Frankenhuyzen Houtman & Kabos (1982a), Hartig (1939a), Hering (1955b, 1957a), Huber (1969a), Kabos (1971a), Kvičala (1938a), Maček (1999a), Matošević, Pernek, Dubravac & Barić (2009a), de Meijere (1924a, 1926a, 1939a), Nowakowski (1954a), Robbins (1991a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Spencer (1953a, 1972a, 1976a), Starke (1942a), Starý (1930a), Süss (2003a), Surányi (1942a), von Tschirnhaus (1999a).