Phytomyza eupatorii Hendel, 1927

op Eupatorium

Eupatorium cannabinum, België, prov. Antwerpen, Kasterlee, Tikkebroeken, 15.viii.2018 © Carina Van Steenwinkel

zelfde blad, onderzijde; de lichtgroene delen van de mijn verlopen in het spons-parenchym

doorzicht, met frasspatroon

Eupatorium cannabinum, Vreeland

Eupatorium cannabinum, Nieuwendam: frasspatroon

mijn

Lange gangmijn, vaak een eindweegs langs de hoofdnerf. De mijn is onder- of bovenzijdig; vaak eerste deel van de gang vaak onderzijdig en tweede deel bovenzijdig. Frass in parelsnoertjes of in losse korrels. Verpopping buiten de mijn; boogsnede in de onder-epidermis.

waardplanten

Asteraceae, monofaag

Euptorium cannabinum & subsp. corsicum.

fenologie

Larven in juni-juli en augustus-september (Hering, 1957a)

BENELUX

BE waargenomen (De Bruyn & von Tschirnhaus, 1991a).

NE waargenomen (de Meijere, 1939a).

LUX waargenomen (Ellis: Dudelange).

verspreiding binnen Europa

Van Litouwen tot de Pyreneeën, en van Engeland tot Tsjechië (Fauna Europaea, 2008); ook Hongarijë (Surányi, 1942a) en Slovenië (Maček, 1999a).

larve

puparium

synoniemen

Phytomyza lappae: de Meijere, 1926a p.p.

opmerkingen

Veel minder gewoon van Liriomyza eupatorii op dezelfde waardplant.

literatuur

Beiger (1970a, 1978a, 1979a), Beuk (2002a), De Bruyn & von Tschirnhaus (1991a), Buhr (1932a, 1941b, 1964a), Černý, Vála & Barták (2001a), Dreger & Myssura (2005a), Hartig (1939a), Hering (1957a), Huber (1969a), Maček (1999a), Manning (1956a), de Meijere (1926a, 1928a, 1937a), Michalska (1976a, 2003a), Nowakowski (1954a), Pakalniškis (1998a), Robbins (1991), Sasakawa (1961a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Spencer (1954b, 1972a), Stammer (2016a), Surányi (1942a), von Tschirnhaus (1999a), Zoerner (1969a, 1970a).