Phytomyza fallaciosa Brischke, 1880
op Ranunculus
Ranunculus acris, België, prov. Antwerpen, Veerle, de Roost © Carina Van Steenwinkel
detail

Ranunculus repens, Groote Peel

vraatlijnen

frass
mijn
Een compacte secundaire blaasmijn, zonder eilandjes van niet uitgemineerd bladweefsel. Mijn gewoonlijk vuilbruin verkleurd, sprekend gelijkend op een dood en verrottende bladslip. Zowel primaire als secundaire vraatsporen opvallend. Frass gedeeltelijk in lange draadjes. De verpopping vindt plaats in het blad in een onderzijdig deel van de mijn, vaak een stukje van de eigenlijk mijn verwijderd.
waardplanten
Ranunculaceae, monofaag
Ranunculus acer, auricomus, breyninus, lanuginosus, lingua, repens.
Starke (1942a) meldt ook mijnen op Anemone sylvestris, maar dat wordt door latere auteurs niet overgenomen; mogelijk verwarring met mijnen van een Pseudodineura.
fenologie
Hering vond larven in mei-juni en augustus-september; de weinige bezette mijnen die ik uit West-Europa ken werden gevonden eind october – begin november. Mortelmans ea noemt uit België één larve uit midden juni en puparia uit november en december.
BENELUX
BE waargenomen (Mortelmans ea, 2013a).
NE waargenomen (Ellis: Groote Peel, Losser).
LUX niet waargnomen (Fauna Europaea, 2008).
verspreiding binnen Europa
Van IJsland, Scandinavië en Finland tot de Pyreneeën en Italië, en van Ierland tot de Balttische Staten en Polen (Fauna Europaea, 2008); ook Turkijë (Mart, Tursun & Civelek, 2005a).
larva
puparium
synoniemen
Phytomyza pseudohellebori Hendel, 1920; Ph. auricomi Hering, 1924; Ph. mimica Hering, 1928; Ph. bonsdorfi Hendel, 1936; Ph. ranunculiphaga Lundqvist, 1950; Ph. fasciola: de Meijere (1937a), Buhr (1941b).
parasitoïden, predatoren
opmerkingen
Talrijke mijnen (met puparia en één late larve) gevonden in begin november 2004 in de Groote Peel; eind october 2006 teruggevonden in het Haagsche Bosch bij Losser.
literatuur
Andersen & Jonassen (1994a), Beiger (1955a, 1960a, 1965a, 1970a, 1979a), Bland (1977a), Buhr (1932a, 1941b, 1964a), Černý (2001a, 2007a, 2011a), Černý, Andrade, Gonçalves & von Tschirnhaus (2018a), Černý & Merz (2006a, 2007a), Černý & Vála (1999a), Ci̇velek, Çikman & Dursun (2008a), Dreger & Myssura (2005a), Griffiths (1964a), Hering (1924b, 1928a, 1941a, 1954a, 1955b, 1957a), Huber (1969a), Mart, Tursun & Civelek (2005a), de Meijere (1928a, 1934a, 1937a), Michalska (1972a, 1976a), Mortelmans, Dekeukeleire & Baugnée (2013a), Ostrauskas, Pakalniškis & Taluntytė (2003a), Pakalniškis (2004a), Robbins (1991a), Sønderup (1949a), Spencer (1972a, 1976a), Starke (1942a), Süss (1992a), von Tschirnhaus (1999a), Zoerner (1969a).