Phytomyza rhodiolae Griffiths, 1976
Diptera, Agromyzidae
mijn
Lange gangmijn die vrij door het dikke blad loopt, zichzelf soms oversnijdt en soms een secundaire blaas vormt (ook al omdat niet zelden zich meer dan één mijn in een blad bevindt). Frass in losse korrels. Mijnen vooral in de jongere bladeren. Verpopping soms buiten de mijn, maar ook vaak steekt het puparium half uit de boogsnede (die zowel onder- als bovenzijdig kan zijn); ook puparia in de mijn komen voor.
waardplanten
Crassulaceae, monofaag
Rhodiola rosea.
fenologie
Larven in juni, juli.
verspreiding binnen Europa
Schotland, Noorwegen (Bland, 1995a).
larve
Mandibels met twee tanden, alternerend. Voorspiracula gegaffeld, met 12-15 papillen. Achterspiracula elk op een kegelvormige basis, diep gegaffeld met twee ongewoon lange armen met, in totaal, 19-24 papillen.
puparium
Donkerbruin, glanzend, achterspiraculum diep en lang gegaffeld.
opmerkingen
In het spoor van zijn waardplant een gebergte-soort.
literatuur
Bland (1995a), Griffiths (1976a).
22/07/2010