Phytomyza sitchensis Griffiths, 1973
Diptera, Agromyzidae
mijn
Grote, bovenzijdig, gelijkmatig diepe mijn die een groot deel van een bladslip inneemt. Frass in verspreide korrels. Geen herkenbare secundaire vraatlijnen. Verpopping buiten de mijn.
waardplanten
Apiaceae, monofaag ?
Zie bij opmerkingen, hieronder.
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2008).
verspreiding binnen Europa
Engeland, Duitsland (Fauna Europaea, 2008).
opmerkingen
De soort is door Griffiths (1973b) beschreven uit arctisch Canada van Conioselinum chinense (een Noord-Amerikaanse soort), maar als volwassen dier teruggevonden in de bergen van Zuid-Duitsland en in Engeland. Het geslacht Conioselinum komt echter in Duitsland of Engeland niet voor. De Meijere (1937a) beschrijft een larve die gevonden is in Conioselium tataricum uit St. Petersburg, en Hering (1957a) beschrijft de bijbehorende mijn. Mogelijk gaat het ook in dit geval om sitchensis. Dan is er toch nog een probleem, want Griffith herkent in geen van de drie soorten die hij van Conioselinum weet de larve die de Meijere beschrijft.
De Europese vondsten van Ph. sitchensis zijn ook in verband gebracht met Ph. virosae Pakalniškis; zie aldaar.
In de Flora Europaea wordt Conioselinum geplaatst tussen Levisticum en Angelica. Voorzover dit een aanwijzing van verwantschap is, geeft het een suggestie van een mogelijke west-Europese waardplant.
literatuur
Hering (1957a), de Meijere (1937a), Spencer (1990a), von Tschirnhaus (1999a).
8.v.2010