Phytomyza thymi Hering, 1928
Diptera, Agromyzidae

uit Hering (1928b)
mijn
Mijn bovenzijdig, een gangmijn, overgaand in een blaas. De gang begint basaal, tussen hoofdnerf en bladrand, loopt langs de bladrand omhoog tot de bladtop, daalt dan weer af en gaat halverwege of nog verder naar beneden over in een blaas. Frass in de gang in grove draadstukjes, in de blaas verspreid. Verpopping extern, uitsnede in de bovenepidermis.
Als de lege mijn verdroogt valt de blaas met aanliggende bladrand vaak uit het blad, zodat het blad een kenmerkende, half-elliptische uitsnede krijgt. Het zoeken naar de mijnen wordt daardoor ietwat vergemakkelijkt.
waardplanten
Lamiaceae, monofaag
Thymus alpestris, serpyllum.
fenologie
Larven in juni.
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Vabn Litouwen tot de Pyreneeën, en van Frankrijk tot Polen (Fauna Europaea, 2010).
puparium
Bruin.
literatuur
Beiger (1960a, 1965a), Buhr (1932a, 1964a), Černý & Merz (2007a), Dreger & Myssura (2005a), Hering (1928b, 1957a), Michalska (1970a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Spencer (1976a), von Tschirnhaus (1999a).
27/01/2017