Phytomyza thysselini Hendel, 1923
Diptera, Agromyzidae

Selinum carvifolia, België, prov. Namen, Baronville © Jean-Yves Baugnée

Selinum carvifolia, België, prov. Namen, Roly, Vivi des bois © Stéphane Claerebout

in doorzicht
mijn
Bovenzijdige mijn in de top van een bladslip. Gangmijn, maar door de beperkte ruimte snel een secundaire blaasmijn. De mijn begin in het puntje van de bladslip; dit begindeel van de gang later niet meer goed terug te vinden. Frass in fijne korrels. Verpopping buiten de mijn.
waardplanten
Apiaceae, oligofaag
Peucedanum palustre; Selinum carvifolia.
fenologie
Larven in juni-juli en augustus-september (Hering, 1957a).
BENELUX
BE waargenomen (Jean-Yves Baugnée, 2016).
NE waargenomen (de Meijere, 1924a).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2008).
verspreiding binnen Europa
Van Zweden tot de Alpen, en van Engeland tot de Baltische Staten en Hongarijë (Fauna Europaea, 2008).
larve
De larve wordt beschreven door de Meijere (1926a). Achterspiraculum met ca. 22 papillen. In zijn beschrijving heeft de Meijere echter ook materiaal betrokken van plantensoorten die geen waardplanten zijn van thysselini, zodat de beschrijving maar beperkt bruikbaar is.
synoniemen
Phytomyza carvifoliae Hendel, 1924.
literatuur
Beuk (1999a), Buhr (1932a, 1964a), Dreger & Myssura (2005a) , van Frankenhuyzen Houtman & Kabos (1982a), Hering (1955b, 1957a), Huber (1969a), Irwin (1985a), Kabos (1971a), Kvičala (1938a), de Meijere (1924a, 1926a, 1939a), Nowakowski (1954a), Pakalniškis (1986a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Spencer (1971b, 1976a), Starke (1942a), Surányi (1942a), von Tschirnhaus (1999a).
14/11/2016