Phytomyza tussilaginis Hendel, 1925
hoefbladkronkel

Tussilago farfara, België, prov. Luxemburg, Malempré; © Jean-Yves Baugnée

Petasites hybridus, Nieuwendam

zelfde mijn, frasspatroon
mijn
Bovenzijdige, lange gangmijn met onregelmatig uitgevreten wanden, naar het einde toe ca 4 mm breed. Frass in losse korrels alternerend langs de gangwanden. De larve verlaat voor de verpopping de mijn via een boogvormige snede in de bovenepidermis.
waardplanten
Asteraceae, nauw oligofaag
Petasites albus, frigidus, hybridus, paradoxus; Tussilago farfara.
Hering (1957a) noemt ook Adenostyles, maar volgens Griffiths (1972b) berust dit waarschijnlijk op een vergissing. Maar Huber (1969a) en Maček (1999a) noemen opnieuw Adenostyles alliariae en glabra als waardplanten.
fenologie
Larven in juni-september (Hering, 1957a).
BENELUX
BE waargenomen (Mortelmans ea, 2014a).
NE waargenomen (Ellis, verscheidene vindplaatsen).
LUX waargenomen (Ellis: Hobscheid).
verspreiding binnen Europa
vam Scandinavië tot de Pyreneën en Italië, en van Ierland tot Roemenië (Fauna Europaea, 2008).
larve
puparium
Zie Griffiths (1972b).
synoniemen
Phytomyza petasiti Spencer, 1969; Ph. kevani Griffiths, 1972.
opmerkingen
Het is verbazend dat deze opvallende, en niet heel zeldzame mijn niet door de Meijere is waargenomen. Misschien is de soort recentelijk gewoner geworden.
literatuur
Beiger (1960a, 1978a, 1979a), Buhr (1964a), Černý & Vála (1996a), Dempewolf (2001a), Griffiths (1972b), Haase (1942a), Hering (1957a), Huber (1969a), Maček (1999a), Mortelmans, Boeraeve, Tamsyn ao (2014a), Robbins (1991), Skala & Zavřel (1945a), Spencer (1954b, 1972a, 1976a), Starý (1930a), Ureche (2010a), von Tschirnhaus (1999a).