Chirosia crassiseta Stein, 1908borstelbloemvlieg
op Pteridium
mijn
Mijnen in de onderste delen van de bladsteel, niet in het bebladerde deel ervan. Vaak verscheidene larven in een blad. Gemineerde bladeren zijn te herkennen doordat de bladschijf in de groei sterk achtergebleven is, en vaak grotendeels opgerold blijft. Puparium in de mijn of in de grond. Zie de Meijere (1911a) en Brown & McGavin (1982a) voor details van de biologie
waardplanten
Dennstaedtiaceae, monofaag
Pteridium aquilinum.
fenologie
Mijnen in juni-juli (de Meijere, 1911a).
BENELUX
BE niet waargenomen (Fauna Europaea, 2007).
NE waargenomen (de Meijere, 1939a).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2007).
verspreiding binnen Europa
Van Scandinavië tot de Pyreneeën, Italië en Griekenland, en van Engeland tot Polen (Fauna Europaea, 2007).
larve
De larven zijn wit en opvallend slank (de Meijere, 1911a). Volgens Hering (1957a) is de larve te onderscheiden van die van Ch. albitarsis doordat het bovenste van de twee achterwaartse uitsteeksels van het cephalopharyngeale skelet hier ongedeeld is.
opmerkingen
Het is niet uitgesloten dat de beschrijving door de Meijere (1911a) ten dele betrekking heeft op de zeer nauw verwante albitarsis.
literatuur
Beuk, Prijs & de Jong (2002a), Brown & McGavin (1982a), Hering (1957a), de Meijere (1911a), Roskam (2009a), Spooner & Bowdrey (2012a).