Pegomya bicolor (Wiedemann, 1817)
perzikkruidvlieg
mijn
Grote blaasmijn, in theorie bovenzijdig maar vaak schijnbaar voldiep, vaak voorafgegaan door een kort breed gangetje. Meestal verscheidene larven in een mijn. De larven kunnen de mijn verlaten en elders opnieuw beginnen. Bij het begin van de eerste mijn een klein groepje ovale wittige eischaaltjes. De larve verlaat voor de verpopping de mijn.
waardplanten
Polygonaceae, oligofaag
Fagopyrum tataricum; Oxyria; Persicaria amphibia, hydropiper, maculosa; Rumex acetosa, acetosella, alpinus, conglomeratus, crispus, longifolius, multifidus, obtusifolius.
Hoofdzakelijk op Persicaria (Hering, 1957a). Door Hering (1925b, 1930b) in een botanische tuin ook waargenomen op Oxyria digyna en Begonia.
Godfray (1986a) kweekte Pegomya’s uit een aantal Rumex-soorten en kreeg alleen uit R. acetosa imagines van bicolor (30%).
Xenofaag gekweekt uit Begonia (Hering, 1957a).
fenologie
Verscheidene generaties (Hering, 1957a).
BENELUX
BE recorded (Gosseries & Ackland, 1991a).
NE waargenomen (de Meijere, 1939a).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2008).
verspreiding binnen Europa
Geheel Europa (Fauna Europaea, 2008).
larve, puparium
zie Dušek (1970a), Stork (1936a).

kopskelet van P. bicolor; uit Dušek (1970a)

ter vergelijking: kopskelet van P. solennis
synoniemen
Pegomya jynx Séguy, 1926; P. cinereorufa (Ringdahl, 1930).
opmerkingen
Hering (1957a) noemt de soort zeer talrijk op Persicara (“niet-windende Polygonum”) en schrijft dat de larve, in tegenstelling tot P. solennis, aan de voorzijde een klein aanhangsel zouden hebben. In de revisie van de larven van Pegomya door Dušek wordt daarover niets gezegd. Het verschil in kopskelet is volgens deze auteur doorslaggevend.
literatuur
Amsel & Hering (1933a), Beiger (1958a, 1960a, 1965a, 1970a, 1979a), Beuk, Prijs & de Jong (2002a), Buhr (1933a, 1941b, 1964a), Darvas, Skuhravá & Andersen (2000a), Dušek (1970a), Eiseman (2018a), van Frankenhuyzen, Houtman & Kabos (1982a), Godfray (1986a), Gosseries & Ackland (1991a), Hering (1923a, 1924b, 1930b, 1957a), Huber (1969a), Huckett (1971a), Kabos (1975a), Maček (1999a), de Meijere (1939a), Michalska (1970a, 1976a), Nowakowski (1954a), Ostrauskas, Pakalniškis & Taluntytė (2003a), Robbins (1991a), Sønderup (1949a), Starý (1930a), Stork (1936a), Suwa (1974a), Teschner (1999a), Zoerner (1969a).