Cheilosia caerulescens (Meigen, 1822)
tuingitje
op Sempervivum
Hoofddorp, 21.vii.2020 © Laurens van der Linde: ei-afzettend wijfje
Sempervivum tectorum, België, prov. Antwerpen, Mol, 12.x.2018 © Carina Van Steenwinkel: aantastingsbeeld
detail
grotendeels uitgemijnd blad
gemineerd blad in doorzicht
larve, bezig zich in te boren in een nieuw blad
Sempervivum arachnoideum, België, prov. Antwerpen, Mol, 12.x.2018 © Carina Van Steenwinkel
de buitenste bladeren van het rozet zijn volledig uitgemijnd
mijn
Het ei wordt gelegd in het centrum van een bladrozet. De larve maakt slordige kronkelende en zich oversnijdende gangen. Een uitgemijnd blad wordt via een opening verlaten, en nieuw blad wordt aangeboord. Tot vijf bladeren worden zo leeggegeten; ze verbruinen en verschrompelen. Het puparium wordt buiten de mijn, in de grond, gevormd.
waardplanten
Crassulaceae, monofaag
Sempervivum arachnoideum, montanum, tectorum.
Deze soorten zijn in rotstuinen heel populair.
d’Aguilar & Coutin noemen daarnaast nog Geum montanum, Solidago virgaurea en Tussilago farfara; een bron wordt daarbij niet vermeld.
fenologie
Larven in twee generaties, in juni en augustus (d’Aguilar & Coutin, 1988a). Overwintering als pop in de grond.
BENELUX
BE waargenomen (Verlinden, 1991a).
NE Sinds 1987 uit Nederland bekend (van Aartsen, 1993a; van der Goot 1989a); sedertdien verspreid over heel Nederland waargenomen (Reemer, 1999a).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2007).
verspreiding binnen Europa
Van Polen tot het Iberisch Schiereiland, en van Nederland tot Italië en Servië (Fauna Europaea, 2007); Engeland (Collins & Halstead).
larve
Zie Stuke (2000a).
literatuur
van Aartsen (1993a), d’Aguilar & Coutin (1988a), Collins & Halstead (2008a), van der Goot (1989a), Reemer (1999a), Reemer, Renema, van Steenis ao (2009a), Speight (2017a), van Steenis & Barendregt (2002a), Stuke (2000a), Verlinden (1991a).