Cryptaciura rotundiventris (Fallén, 1814)
kleine schermbloemboorvlieg
mijn
Een grote blaasmijn, geel of bruin, voorafgegaan door een kort, later meestal nauwelijks nog herkenbaar gangetje, meestal met verscheidene larven. Vooral bij verse mijnen zijn de groene primaire en secundaire vraatlijnen duidelijk. De larven verlaten de mijn voor de verpopping. Mijnen en puparia niet te onderscheiden van die van de zeer gewone Euleia heraclei (Hering, 1957a).
waardplantenApiaceae, oligofaag
Aegopodium podagraria; Angelica sylvestris; Heracleum sphondylium.
Zelden ook Laserpitium; Pimpinella (Hering, 1957a).
fenologie
Larven in juni en october-november (Hering, 1957a).
BENELUX
BE waargenomen (Baugnée, 2009a).
NE waargenomen (de Meijere, 1939a); zeldzaam: Kabos & van Aartsen (1984a) noemen slechts 4 vindplaatsen.
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2007).
verspreiding binnen Europa
Van Scandinavië tot de Pyreneeën, Italië en Hongarije, en van Ierland tot de Ukraïne (Fauna Europaea, 2007).
larve
Achterspiracula met 3 papillen; mandibels met 2 grote tanden.
puparium
Geel.
synoniemen
Euleia rotundiventris.
literatuur
van Aartsen & Smit (2002a), Baugnée (2006a, 2009a), Beiger (1979a), Hering (1957a), Kabos & van Aartsen (1984a), Leclercq & De Bruyn (1991a), Lutovinovas (2014a), de Meijere (1939), Merz & Kofler (2008a), Michalska (1970a), Robbins (1991a), Smit (2010a), Smit & Belgers (2011a), White (1988a).