Rabdophaga pulvini (Kieffer, 1891)
op Salix
gallen (uit Kieffer)
gal
De roodachtige larven veroorzaken een opzwelling van de bladvoeten en het aangrenzende deel van de scheut (d.i. de pulvinus); er ontstaat hooguit een klein, uit weinig misvormde bladeren bestaand rozet. Vaak een aantal gallen boven elkaar, zonder dat er verkorting optreedt van de internodia. Univoltien, overwintering als larve in de gal.
waardplanten
Salicaceae, nauw monofaag
Salix aurita, caprea, cinerea.
Vermeldingen van S, alba, elaeagnos, purpurea zijn minder waarschijnlijk/
larve en pop
De larve lijkt sterk op die van R. clavifex, maar de spatula is zo zwak gechitiniseerd dat hij bij de levende larve niet te zien is. De poppen verschillen in de vorm van de thorax, die bij deze soort ver over de kop uitsteekt (Kieffer, 1892a).
synoniemen
Cecidomyia, Dasineura, Helicomyia, Rhabdophaga, pulvini; Rhabdophaga superna (Kieffer, 1897).
In het verleden vaak verward met R. rosariella, onder meer door Buhr (1965a).
literatuur
Barnes (1951a), Buhr (1965a), Gagné (2010a). Gagné & Jaschhof (2014a), Houard (1908a), Kieffer (1891a, 1892a), Roskam (2009a), Roskam & Carbonnelle (2015a), Simova-Tošić, Skuhravá & Skuhravý (2004a, 2007a), Skuhravá (2009a), Skuhravá & Skuhravý (2005b, 2010a), Skuhravá, Skuhravý, Dauphin & Coutin (2005a), Skuhravá, Skuhravý & Jørgensen (2006a), Skuhravá, Skuhravý & Meyer (2014a), Skuhravá, Skuhravý & Neacsu (1972a), Skuhravá, Skuhravý, Skrzypczyńska & Szadziewski (2008a), Stelter (1970a, 1989a), Tavares (1905a).