Dysaphis ranunculi (Kaltenbach, 1843)
boterbloemluis
op Crataegus, primaire waardplant

Crataegus monogyna, België, prov. Namen, Viroinval, Treignes © Stéphane Claerebout

alatae larven
gal
bladen bleek geelgroen, gekruld; soms met rose tinten, maar nooit met een scherpe grens tussen rood en groen. De luizen zijn groenig of grijs, bedekt met poederige was; de poten zijn donker. De cauda is kort en afgerond.
waardplanten
Rosaceae, monofaag
Crataegus laevigata, monogyna.
op Ranunculus, secundaire waardplant
parasiet
Apterae ± 2 mm, vlekkerig grijsgroen, bruinig rondom de basis van de siphunculi, bepoederd met was; aan de basis van de stengel en aan de wortels.
waardplanten
Ranunculaceae, monofaag
Ranunculus arvensis, bulbosus, cassibucus, muricatus, platanifolius, polyanthemos subsp. nemorosus, repens, sardous.
synoniemen
Dysaphis ranunculi bulbosi (Börner, 1950).
literatuur
Blackman & Eastop (2014), Buga & Stekolshchikov (2012a), Buhr (1964b), Dauphin & Aniotsbehere (1997a), Dransfield & Brightwell (2015a), Durak, Durak & Borowiak-Sobkowiak (0000a, 2011a), influential points (2015), Lambinon, Carbonnelle & Claerebout (2015a), Heie (1992a), Lampel & Meier (2007a), Osiadacz & Wojciechowski (2008a), Petrović (1998a), Redfern & Shirley (2011a), Tambs-Lyche (1970a), Tomasi (2014a), Wilkaniec & Piekarska-Boniecka (2008a), Wojciechowski, Depa, Halgoš ao (2016a).