Pseudodineura enslini (Hering, 1923)
mijn
Grote voldiepe blaasmijn, beginnend met een kort gangetje dat vaak de bladrand volgt. Vaak 5-12 mijnen in een blad. Mijnen vooral in de grondbladeren. De larve kan zijn mijn verlaten en elders herbeginnen. Verpopping buiten de mijn.
waardplanten
Ranunculaceae, monofaag
Trollius altissimus, asiaticus, europaeus, hybridus, chinensis.
fenologie
Larven in mei-juni (Hering, 1957a).
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Zweden en Finland tot de Pyreneeën en Alpen, en van Engeland tot Roemenië (Fauna Europaea, 2009).
larve
Zie Lorenz & Kraus (1957a).
synoniemen
Pelmatopus enslini.
opmerkingen
In tegenstelling tot veel andere bladwespen is deze soort niet parthenogenetisch (Hering, 1925b).
literatuur
Altenhofer (2003a), Altenhofer & Pschorn-Walcher (2006a), Blank ao (1998a), Buhr (1941a), Heibo, Lønnve, Barstad ao (2014a), Hering (1923a, 1925b, 1957a), Huber (1969a), Liston (2006a), Liston, Knight, Heibo, ao (2012a), Liston, Prous & Vårdal (2019c), Pschorn-Walcher & Altenhofer (2000a), Roller, Beneš, Blank ao (2006a), Savina, Chevin & Liston (2014a), Scobiola-Palade (1974a), Sønderup (1949a), Stritt (1952a), Taeger, Blank & Liston (2006a), Taeger ao (1998a), Viramo (1969a), Wahlgren (1944a, 1951a, 1963a).