Prochoreutis myllerana (Fabricius. 1794)
glidkruidmot

Scutellaria galericulata, België, LG, Liège, Canal de l’Ourthe; © Jean-Yves Baugnée; gemineerd blad

topblaadjes, samengesponnen en uitgevreten
mijn
Voldiepe, slordige blaasmijn, vooral in de onderste bladeren van de plant. De larve verlaat na enige tijd de mijn, en leeft daarna vrij, tussen samengesponnen bladeren. In veel gevallen is er waarschijnlijk in het geheel geen sprake van een mijn, maar van een verzameling van venstervraat.
waardplanten
Lamiaceae, monofaag
Scutellaria galericulata, minor.
Vermeldingen van Lamium album, purpureum moeten nader worden bevestigd.
fenologie
Volgroeide [dus vrijlevende] larven in juni, en juli-augustus (Pelham-Clinton, 1985b). Overwintert waarschijnlijk als imago (Huisman & Koster, 1999a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Waarschijnlijk geheel Europa (Fauna Europaea, 2009).
larve
opmerkingen
Mijnen zijn niet te onderscheiden van Prochoreutis sehedestediana, maar naar het schijnt de larven wel.
literatuur
Biesenbaum (2001e), Buhr (1937a), Gielis Huisman, Kuchlein ao (1985a), Hering (1957a), Huisman & Koster (1996a), Huisman, Kuchlein, van Nieukerken ao (1986a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Pelham-Clinton (1985b), De Prins (2010a), Robbins (1991a), Sonderegger (2011a), Sønderup (1949a).