Atralata albofascialis (Treitschke, 1829)
donderkruidmot

Inula conyzae, België, prov. Namur, Saint-Servais, carrières d’Asty-Moulin © Jean-Yves Baugnée

zelfde mijnen, doorzicht
mijn
Grote bruine blaasmijn in de grondbladeren; frass verspreid in de mijn; niet zelden verscheidene larven in een mijn, die dan een groot deel van het blad inneemt. Verpopping buiten de mijn.
waardplanten
Asteraceae, oligofaag
Erigeron atticus; Inula conyzae, oculus-christi.
fenologie
Larven tussen mei en augustus in twee generaties (Hering, 1957a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Langohr & Schreurs, 1987a).
LUX waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
vrijwel geheel Europa, met uitzondering van de Britse Eilanden en het Balkan-schiereiland (Fauna Europaea, 2009).
larve
pop
Zie Patočka, Patočka & Turčáni.
literatuur
Arbeitsgemeinschaft Microlepidoptera in Bayern (2013a), Habeler & Gomboc (2005a), Hering (1957a), Kasy (1987a), Langohr & Schreurs (1987a), Mazel (2006b), Patočka (2001c), Patočka & Turčáni (2005a), De Prins & Steeman (2011a), Steeman & Sierens (2020a), Szőcs (1977a).