Hellula undalis (Fabricius, 1781)
Griekenland, Lefkas, Katouna, 31.viii.2021 © Laurens van der Linde
mijn
De jonge larve mineert een blaasmijn in de jongste bladeren, leeft daarna vrij buitenop de plant, waarbij de bladeren met veel spinsel bijeen worden gesponnen. Ook boren ze in de stengel.
waardplanten
Brassicaceae, Cleomaceae, nauw polyfaag
Brassica oleracea; Cleome spinosa; Diplotaxis; Lepidium; Malcolmia littorea; Moricandia.
fenologie
Larven in april-mei en september-october (Hering, 1957a).
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Engeland en Demarken tot de Middellandse Zee-eilanden en de kusten van de Zwarte Zee (Fauna Europaea, 2009); in grote delen van Europa slechts als een schaarse trekvlinder.
larve
Lichaam, inclusief pronotum en anale plaat grijsgroen, met 5-9 vage roodbruine lengtelijnen. Kop donkerbruin; pinacula klein, bruinzwart.
opmerkingen
In tropische gebieden van de hele wereld een plaag op Brassicaceae.
literatuur
Anagnou–Veroniki, Papaioannou–Souliotis, Karanstasi & Giannopolitis (2008a), Fiumi (2018a), Hering (1957a), Huertas Dionisio (2007a), Huertas Dionisio & Fuentes (2004a), Kravchenko, Poltavsky, Segerer, ao (2020a), Vegliante & Zilli (2007a), Vieira (2008a).