Synanthedon conopiformis (Esper, 1782)
op Quercus
parasiet
De larve boort in het hout, in de overgangszone tussen levend en afgestorven hout, zowel van dikke stammen als takken van 3-4 cm. Soms in hakhoutpercelen. De frass van de larve is geelwit van kleur, in tegenstelling tot d bruine frass van S. vespiformis die soms in dezelfde boom optreedt. Verpopping in een cocon onder de schors.
Hamborg vond de larven in het bijzonder oude, oorspronkelijk door Viscum album veroorzaakte gallen.
waardplanten
Fagaceae, monofaag
Quercus petraea, pubescens, robur.
fenologie
De larve leeft twee jaar.
verspreiding binnen Europa
larve, pop
Larve en pop worden gedetailleerd beschreven door Bąkowski.
literatuur
Bachelard (2014a), Bąkowski (2013b), Bella, Bartsch & Laštůvka (2017a), Ebert (ed, 1997a), Hamborg (1993a), Kusdas & Reichl (eds, 1974a), Laštůvka & Laštůvka (2001a), Nipppel (1992a), Predovnik (2018a).