Epinotia nemorivaga (Tengström, 1848)

Arctostaphylos uva-ursi, Frankrijk, Mont Ventoux, leg MJ Gijswijt
mijn
De larve begint met het maken van een gang, die meestal dwars het het blad staat, en die later als een bruine richel zichtbaar blijft. Als de larve aan de overkant is gearriveerd wordt deze via een slordige opening verlaten. (In enkele gevallen is op dit punt een vervellingshuid waargenomen). Vervolgens maakt de larve, in hetzelfde, later ook in naburige bladeren een grote slordige voldiepe blaasmijn met talrijke grove ovale frasskorrels; vaak wordt een blad geheel uitgemijnd. De blaas wordt verlaten via een groot rond gat. Voordat de larve naar een ander blad overtapt worden de twee met spinsel verbonden.
waardplanten
Ericaceae, monofaag
Arctostaphylos alpinus, uva-ursi.
fenologie
Larven van september tot mei (Hering, 1957a).
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia en Noord-Rusland tot het Iberisch Schiereiland en Italië, en van Ierland tot Polen (Fauna Europaea, 2009).
larve
Relatief groot, vaag groengrijs met zwartbruine poten, pinacula en thoracale plaat. De anale plaat is lichtbruin, de kop is glimmend zwart.
synoniemen
Epiblema nemorivaga.
literatuur
Adamczewski (1947a), Baldizzone (2007b), Burmann (1980a), Emmet, Langmaid, Bland ao (1996a), Hering (1957a), Klimesch (1950c), Skala (1951b), Sønderup (1949a), Wegner (2015a).