Spilonota laricana (Heinemann, 1863)
bonte lariksbladroller

Larix spec., USA © Gyorgy Csóka, Hungary Forest Research Institute, Bugwood.com
mijn
In de nazomer spint de larve enkele naalden bijeen en mineert ze uit. De larve overwintert tussen een paar uitgemijnde, samengesponnen naalden. Na de overwintering boort de larve zich in een zich ontwikkelende knop, en verpopt daarin uiteindelijk.
waardplanten
Pinaceae, monofaag (?)
Larix decidua, kaempferi.
Ook vermeld van Picea sitchensis.
fenologie
Minerende larven in het najaar.
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2010).
LUX waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia tot de Pyreneeën, Italië en Roemenië, en van Ierland tot Oost- en Zuid-Rusland (Fauna Europaea, 2010).
pop
Zie Patočka & Turčáni (2005a).
synoniemen
Spilonota ocellana f. laricana.
literatuur
Bradley, Tremewan & Smith (1979a), Freeman (1967a), Hancock & Bland (2015b), Kuchlein & Donner (1983a), Kuchlein & de Vos (1999a), De Prins & Steeman (2013a), Robbins (1991a), Swatschek (1958a).