Aethes rubigana (Treitschke, 1830)
donker c-smalsnuitje
op distels, klit
parasiet
De larve boort in de uitgebloeide hoofdjes, vretend van de vruchten. Daarna boort hij zich in een een stengel, in afwachting van de overwintering; daar ook de verpopping.
waardplanten
Asteraceae, monofaag
Arctium lappa, minus; Cirsium oleraceum, vulgare.
verspreiding binnen Europa
larve
Lichaam vuil geelwit; kop, prothoracale en anale plaat bruin; zie Swatschek.
synoniemen
Aethes badiana Hübner, 1822.
literatuur
Bradley, Tremewan & Smith (1973a), Farkas (2009a), Hancock & Bland (2015a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2001a), Kovács & Kovács (2006a), Swatschek (1958a), Ylla, Macià & Requena (2009a).