Jordanita notata (Zeller, 1847)
mijn
De jonge larve maakt een aantal zeer kleine gangmijntjes. De oudere larve maakt een aantal heel slordige vlekmijnen waarbij hij zich met de voorstel helft van het lichaam onder de onder-epidermis van een blad werkt en in die positie het meest bladweefsel weg-eet. De opening van de mijn is spleetvormig en ligt aan de zijkant.
waardplanten
Asteraceae, oligofaag
Carduus uncinatus; Centaurea aspera, jacea, leucophaea, salonitana, scabiosa, stoebe; Cirsium acaulon.
minder waarschijnlijke vermeldingen betreffen ook Globularia; Lotus; Plantago; Scabiosa.
fenologie
Larven van de herfst tot in mei.
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Frankrijk, Duitsland en de Ukraine tot Iberia, Sicilië en Kreta (Fauna Europaea, 2010).
ei, larve, pop
zie Lepiforum, Patočka & Turčáni
synoniemen
Adscita, Ino, Procris notata.
opmerkingen
Soort van warme, droge, terreinen.
literatuur
Dupont, Luquet, Demerges & Drouet (2013a), Ebert & Lussi (1994a), Fazekas (2021c), Fernández-Rubio (1995a), Guenin (2011a), Hering (1957a, 1964a), Keil (1993a), Kuras & Sitek (2007a), Latasa Asso (1999a), Lepiforum (2021), Patočka & Turčáni (2005a), Pérez De-Gregorio (2019b), Skala (1948a), Szőcs (1977a).