Coleophoridae (= Eupistidae)
Wijfjes van Coleophoriden hebben geen legboor, het ei wordt buiten op de plant afgezet.
Coleophora laricella ei
Prunus spinosa © Ben van As: soorten met een bladzak maken hun eerste zak uit een ovale uitsnede uit hun jeudmijn. Hier zijn vier van zulke uitsnedes zichtbaar.
Coleophoridenlarven beginnen hun leven als mineerder, maar later leven in een buisvormig huisje, dat in het Nederlands om onduidelijke reden een ‘zak’ heet, en van waarujit ze vlekmijnen maken. De zak bestaat uit zijde, waarschijnlijk gehard middels een of ander secreet; vaak is er ook plantaardig materiaal in de zak verwerkt. Aan het achtereind heeft de zak meestal twee of drie kleppen; aan dit aantal werd in het verleden grote systematische waarde gehecht, maar tegenwoordig weet men dat hier soms variatie mogelijk is. Door dit achtereind van de zak wordt de frass verwijderd.
Doordat de mondopening niet altijd recht is afgesneden, zit de zak soms onder een rechte, soms onder een min of meer scherpe hoek hoek op het blad. De hoek die de mondopening met de lange as van de zak maakt, de mondhoek, is van diagnostische betekenis.
Alle soorten overwinteren als larve; sommige soorten eten na de overwintering verder, andere verpoppen zich in het voorjaar. Bij soorten die na de overwintering nieuw materiaal aan de zak toevoegen, is dat uit het najaar duidelijk donkerder en meer verweerd dan het voorjaarsmateriaal. Soms wordt er door de larve meer dan een zak gemaakt; deze zakken kunnen aanzienlijk van elkaar verschillen; men spreekt dan van jeugdzakken. De verppopping vindt plaats in de, op een blad of tak vastgesponnen, zak. De biologie van de Britse Coleophoriden, en de structuur van de zakken wordt zeer uitvoerig besproken en met prachtige tekeningen geïllustreerd door Emmet, Langmaid, Bland e.a. (1996a). Aan deze publicatie ontleen ik onderstaande tabel tot de verschillende typen zakken.
Coleophora-zakken moeten niet worden verward met de kokers waarin Psychidae leven. Die zien er gewoonlijk rommeliger uit, en in de kokers zijn vaak sprietjes en/of zandkorrels verwerkt.
Coleophoridenlarven zijn bij uitstek de makers van vlekmijnen. Als de larve gaat eten spint hij zich eerst aan het blad vast. Nadat de larve een vlek heeft uitgemijnd wordt de zijde losgeknipt. Een rest stoppeltjes blijft over rondom de opening die de larve in het blad heeft gemaakt. Dit randje, en de vrijwel zuiver ronde vorm van de opening, onderscheidt Coleophora-vlekmijnen van die gemaakt door Apterona, Jordanita en andere niet-coleophoriden.
De familie Coleophoridae bestaat uit misschien maar één geslacht, maar uit een bijna onafzienbaar aantal soorten. Verscheidene auteurs hebben geprobeerd hierin orde te scheppen. Een recent overzicht over deze veelheid wordt gegeven door Bauer, Stübner, Neinhuis & Nuss (2012a).
tabel voor de typen zakken
1a zak geheel of gedeeltelijk omsloten door of versierd met duidelijk herkenbaar plantaardig materiaal => 2
1b zak bestaat, in elk geval ogenschijnlijk, geheel uit zijde; als er al plantenmateriaal geïncorporeerd is dan is dit onherkenbaar, en geheel vermengd met de zijde => 6
2a het plantenmateriaal bestaat uit bladfragmenten of stukjes bladepidermis => 3
2b het plantenmateriaal bestaat uit (delen van) bloemen of vruchten: zaadzak
3a zak geheel omsloten door een of meer delen van een uitgemijnd blad, zonder uitsteeksels, tenzij een kiel, of kielen, gevormd door de gezaagde bladrand of gerafelde einden van de uitgesneden mijn => 4
3b zak versierd met aan de buitenkant aangebracht plantaardig materiaal, dat ofwel naar buiten uitsteekt, of dwars geplaatst is, of netjes in een visgraatpatroon gerangschikt ligt: lapjeszak
4a zak gevormd uit een enkele uitsnede van een uitgemijnd blad; als de zak te klein wordt, wordt er een nieuwe gevormd => 5
4b de zak wordt vergroot door het aanbrengen van een of meer stukjes van nieuw uitgemijnd blad; die aanvullingen bestaan gewoonlijk uit ringetjes blad-epidermis die aan de mondrand worden toegevoegd: samengestelde bladzak
5a wanneer de zak gereed is, is deze buisvormig, en het achtereinde is driekleppig (blijft tweekleppig bij sommige individuen); meestal zijn dit tweede zakken van soorten die als jeugdzak een samengestelde bladzak hebben: buisvormige bladzak
5b zak lateraal samengedrukt (het vooreinde van de zak kan nog buisvormig zijn); achtereind tweekleppig (zakken van dit type hebben meestal identieke jeugdzakken): spatelvormige bladzak
6a zak recht of aan de einden zwak naar beneden gebogen => 7
6b zak aan de voorkant buisvormig, met het achtereind sterk naar achter gebogen en vaak geflankeerd door een uitwendig, losjes vastzittende plaat bestaande uit bleke, schubbig ogende zijde. Soms is deze plaat zo sterk ontwikkeld dat hij de zijden van de zak geheel omsluit: pistoolzak
7a zak niet zwart; de zak is buisvormig, bestaand uit zijde (soms is het oudste, achterste deel van de zak ontstaan als blaasmijn); achtereinde gewoonlijk driekleppig: buisvormige zijden zak
7b zak zwart, langgerekt, lateraal afgeplat, vaak met de uiteinden lichtjes naar beneden gekromd, en met een ventrale kiel. De zak bestaat grotendeels of geheel uit zijde; als er al bladmateriaal geïncorporeerd is dan is dit beperkt tot het dorsale deel, zwart van kleur, en moeilijk te onderscheiden: schedezak
literatuur
Bauer, Stübner, Neinhuis & Nuss (2012a), Claerebout (2016b), Emmet, Langmaid, Bland ao (1996a), Patzak (1974a), Suire (1966a), Toll (1962a).