Coleophora atriplicis Meyrick, 1928
lichtbruine meldekokermot
op halofiele Amaranthaceae

uit Toll (1952a)
Saliornia europaea, België, prov. West Vlaanderen, het Zwin © Stépane Claerebout
vraatspoor in oude bloeiwijze
zak
Grijsbruine, driekleppige, buisvormige zijden zak van 6.5-7 mm met een mondhoek van ca 20°. De zak heeft onduidelijke lengtelijnen is en is bezaaid met donker, korrelig, materiaal.
waardplanten
Amaranthaceae, oligofaag
Atriplex littoralis; Halimione portulacoides; Salicornia; Suaeda maritina.
fenologie
De larve is in october volgroeid, en eet na de overwintering niet meer.
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2010).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia en Noord-Rusland tot Frankrijk, Polen en Roemenië, en van Ierland tot de Ukraïne (Fauna Europaea, 2010).
larve
Beschreven door Emmet ea (1996a).
opmerkingen
In het algemeen leven de larven op de rijpende vruchten, maar zelden bevinden ze zich ook op de bladeren.
literatuur
Baldizzone, Tokár, Kovács & Kovács (2004a), Baldizzone & van der Wolf (2000a), Emmet, Langmaid, Bland ao (1996a), Gielis, Huisman, Kuchlein ao (1985a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2004a), Ivinskis & Savenkov (1991a), Jansen & Asselbergs (1993a), Kozlov & Kullberg (2006a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Landry ao (2013a), Patzak (1974a), De Prins (1998a), Rickert (2010a, 2011a), Suire (1961a), Toll (1952a), Wegner (2010a, 2013a).