Coleophora niveicostella Zeller, 1839
egale sprietkokermot

uit Toll (1962a)
zak
Larven in een slanke bruinzwarte, tweekleppige schedezak van 7-8 mm lang; het voorste deel is buisvormig, het achterste zijdelings samengedrukt; de mondhoek is 30°.
In feite is de zak alleen in schijn een schedezak. De larve knipt uitgemijnde blaadjes af, na de hele bladrand te hebben verwijderd, zodat de onder- en bovenkant alleen nog bij de bladbasis samenhangen. Zo’n behandeld blaadje wordt dan aan de voorzijde van het oude deel van de zak gezet, met het restant van het steeltje boven, en naar voren gericht. De resten van de steeltjes vormen een lage, dorsale kiel. Feitelijk is er dus sprake van een samengestelde bladzak. De larve brengt echter zoveel zijde aan (ook al dat de blaadjes een beetje te klein zijn om een complete buis te vormen) dat de bladresten onzichtbaar worden (Emmet ea, 1996a).
waardplanten
Lamiaceae, monofaag
Thymus praecox, pulegioides, serpyllum.
Szőcs (1977a) noemt nog Sarothamnus; dat moet wel een verdwaald exemplaar betreffen.
fenologie
De larven zijn in midden juni volgroeid (Emmet ea, 1996a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2010).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Zweden en Letland tot Spanje, Italië en Griekenland, en van Engeland tot Roemenië (Fauna Europaea, 2010).
larve
De zakken zijn altijd niet gemakkelijk te onderscheiden van die van de veel gewonere C. albitarsella; een differentiërend kenmerk is dat bij de larven van niveicostella het metanotum dezelfde kleur heeft als de rest van het bleekgroene lichaam, terwijl bij albitarsella het metanotum twee ovale zwarte plaatjes heeft. Zie Suire (1961a) en Emmet ao (1996a) voor beschrijvingen van de larve.
opmerkingen
Uitgemijnde blaadjes blijven groen en/of vallen snel af; de zakken zijn daardoor uitzonderlijk moeilijk te vinden (Emmet ea, 1996a).
literatuur
Baldizzone (1979a, 1983c, 2004a), Biesenbaum & van der Wolf (1999a), Buhr (1937a), Emmet, Langmaid, Bland ao (1996a), Hering (1957a), Huisman & Koster (2000a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2005a), Ivinskis & Savenkov (1991a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Patzak (1974a,b), De Prins (1998a), Razowski (1990a), Robbins (1991a), Suire (1961a), Šulcs (1996a), Szőcs (1977a), Toll (1952a, 1962a), Wullaert (2018a).