Coleophora niveistrigella Wocke, 1876
uit Toll (1962a)
zak
Buisvormige zijden zak van ca 1.5 cm lengte, met veel zandkorrels bedekt, achtereind sterk uitgetrokken, mondhoek 45-55°. De larve overwintert in de grond. Tijdens de overwintering wordt het versmalde achterste deel van de zak afgestoten, zodat de zak er in het voorjaar geheel anders uitziet. Zakken aan de onderzijde van de bladeren (I & A Šulcs, 1989a).
waardplanten
Caryophyllaceae, monofaag
Gypsophila fastigiata.
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Letland tot de Pyreneeën en Alpen, en van Frankrijk tot Slowakije; ook Zuid-Rusland (Fauna Europaea, 2010).
synoniemen
Coleophora muehligella Wocke, 1876.
literatuur
Adamczewski (1947a), Baldizzone (1979a), Baldizzone & van der Wolf (2000a), Baldizzone, van der Wolf & Landry (2006a), Beiger (1955a), Biesenbaum & van der Wolf (1999a), Hering (1957a), Ivinskis & Savenkov (1991a), Patzak (1974a), Razowski (1990a), Schütze (1931a), Suire (1961a), I & A Šulcs (1989a), Szőcs (1977a), Toll (1952a, 1962a).