Coleophora prunifoliae Doets, 1944
prunuskokermot

uit Toll (1952a)
zak
Buisvormige bladzak, 6-7 mm lang, aanvankelijk licht-, later donkerbruin, driekleppig, met een mondhoek van 45°. De larve leeft aan de bladonderzijde, waar flinke vlekmijnen worden gemaakt.
waardplanten
Rosaceae, oligofaag (?)
Betula; Cotoneaster franchetii; Crataegus; Cydonia oblonga; Malus domestica; Prunus armeniaca, avium, cerasus, domestica subsp. insititia, fruticosa, mahaleb, serrulata, spinosa; Pyracantha coccinea; Sorbus aria, aucuparia.
Prunus, en met name P. spinosa is zeker de belangrijkste waardplant. In hoeverre de overige opgesomde planten werkelijk tot het normale dieet behoren is niet helemaal duidelijk.
fenologie
De larven zijn eind mei volgroeid (Emmet ea, 1996a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Vabn Scandinavië tot de Pyreneeën, Italië en Roemenië, en van Engeland tot Zuid-Rusland (Fauna Europaea, 2009).
opmerkingen
Het is niet mogelijk de zakken van C. coracipennella, prunifoliae, serratella en spinella van elkaar te onderscheiden; alleen uitkweken, en in beperkte mate de waardplant, kan een determinatie opleveren.
literatuurBaldizzone (1979a), Biesenbaum (2001b), Biesenbaum & van der Wolf (1999a), Buhr (1964a), Drăghia (1968b), Emmet (1984b), Emmet, Langmaid, Bland ao (1996a), Gielis, Huisman, Kuchlein, van Nieukerken, van der Wolf & Wolschrijn (1985a), Hering (1957a), Hubuer (1969a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2001a), Ivinskis & Savenkov (1991a), Klimesch (1957a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Langmaid (1991a), Leideritz (2003a), Maček (1999a), Nel (1992b), Patzak (1974a), Razowski (1990a), Stammer (2016a), Suire (1961a), Szőcs (1977a, 1981a), Toll (1952a, 1962a), Wimmer (2004a).