Limnaecia phragmitella (Stainton, 1851)
lisdoddeveertje
mijn
Volgens niet geheel duidelijke opgaven zouden de jonge larven mineren in het sponzige weefsel van de bladscheden; misschien gebeurt dit slechts facultatief. Later leven ze in de rijpende bloeikolven.
waardplanten
Typhaceae, monofaag
Typha angustifolia, latifolia.
fenologie
Larven van september tot mei (Hering, 1957a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2010).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Geheel Europa (Fauna Europaea, 2010).
larve
Kop, prothoracale en anale plaat bruin, donkerbruin gevlekt; lichaam wittig met vijf bruine lengtelijnen, de dorsale het donkerst en scherpst begrensd.
synoniemen
Laverna phragmitella.
literatuur
Emmet & Langmaid (2002b), Habeler & Gomboc (2005a), Hiermann, Friebe & Mayr (2017a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ellis (2009a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2004a), Klimesch (1960a, 1989a), Koster (2002c), Koster & Sinev (2003a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Robbins (1991a), Schleich (1868a), Skala (1949a), Skala & Zavřel (1945a), Szőcs (1977a), Triberti, Longo Turri, Adami & Zanetti (2017a).