Cosmopterix scribaiella Zeller, 1850
zwarte rietprachtmot
op Phragmites

Phragmites australis, de Lutte; herbarium Sjaak Koster

zelfde mijn, detail
mijn
Aanvankelijk gangvormige mijn, later tot half zo breed als het blad. Als de mijn verbreed wordt gebeurt dit doordat een strook bladweefsel tussen twee lengtenerven aan de mijn wordt toegevoegd. Meeste frass in onderste deel van de mijn; een deel wordt middels een aantal kleine gaatjes naar buiten gewerkt. Zowel tijdens de overwintering als de verpopping bevindt de larve zich in het onderste deel van de mijn; de larve heeft daar een buis gesponnen, waar hij zich ook in rustpozen terugtrekt (in doorzicht herkenbaar a;s een ondoorzichtig deel van de mijn). De pop ligt met de kop naar beneden, vlak daaronder bevindt zich een al klaargemaakte opening waardoor de vlinder de mijn kan verlaten.
waardplanten
Poaceae, monofaag
Phragmites australis.
fenologie
Larven in augustus-april; overwintering in de mijn (Hering, 1957a; Koster, 2002c).
BENELUX
BE waargenomen (De Prins, 1998a, provincie Antwerpen), en in 2005 ook in Limburg (De Prins & Steeman, 2007).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a); zeldzaam (Microlepidoptera.nl, 2008).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2008).
verspreiding binnen Europa
Heel Europa, uitgezonderd het Balkan-schiereiland (Fauna Europaea, 2008).
larve
pop
Zie Patočka (1997a), Patočka & Turčáni (2005a), Schmid.
synoniemen
Cosmopterix hermsiella (Hering, 1889).
literatuur
Csóka (2003a), Drăghia (1968a), Emmet & Langmaid (2002b), Frey (1876a), Grandi (1931a, 1933a), Hering (1924b, 1957a), Huemer (2001a), Huisman & Koster (1997a, 2000a), Koster (2002c), Koster & Sinev (2003a), Kuchlein, Gielis, Huisman, ao (1988a), Kuchlein & de Vos (1999a), Nowakowski (1954a), Patočka (1997a), Patočka & Turčáni (2005a), Popescu-Gorj & Drăghia (1968a), De Prins & Steeman (2011a), Roweck & Savenkov (2010a), Schmid (2019a), Segerer & Grünewald (2013a), Skala (1949a), Starý (1930a), Sterling (1997a), Szőcs (1977a), Triberti, Longo Turri, Adami & Zanetti (2017a), Vítek, Liška, Sitek ao (2015a), Wieser & Huemer (1999a).