Stagmatophora heydeniella (Fischer von Röslerstamm, 1838)
mijn
De larve maakt een grote blaasmijn met een aantal lobbige uitlopers, vooral in de lagere bladeren. In een later stadium maakt de larve een dicht spinsel aan de onderzijde van het blad, parallel aan de hoofdnerf, dat met de mijn in verbinding staat. Tijdens vreet-pauzes trekt de larve zich in dit spinsel terug. Frass, voorzover het niet naar buiten wordt gewerkt, in een brede baan in het centrum van de blotch. Vaak een aantal mijnen in een blad. Verpopping buiten de mijn, in het spinsel of in een bladplooi.
waardplanten
Lamiaceae, monofaag
Stachys alopecuros, officinalis, sylvatica.
fenologie
Larven in augustus-september; overwintering als pop.
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Duitsland, Polen en Centraal Rusland tot de Pyreneeën, Italië en Macedonië (Fauna Europaea, 2009).
pop
Beschreven door Patočka (1997a), Patočka & Turčáni (2005a).
literatuur
Baran (2013a), Dobreanu (1937a), Drăghia (1970a), Hering (1957a), Huemer & Mayr (1999a), Klimesch (1950c, 1960a), Klimesch & Skala (1936a), Koster & Sinev (2003a), Patočka (1997a), Patočka & Turčáni (2005a), Segerer, Neumayr, Pröse & Kolbeck (1994a), Skala (1949a, 1951a), Skala & Zavřel (1945a), Szőcs (1977a).